BROEDVOGELINVENTARISATIERAPPORT

SPOOKVERLAAT / KRUISKADE  2010,

 

HAZERSWOUDE – GEMEENTE RIJNWOUDE

 

DEEL 1: TEKSTUEEL EN STATISTISCH, DEEL 2: KAARTEN.

 

november/december 2010

m.m.v., ,Bikker,en.

 

Opgemaakt in opdracht van Staatsbosbeheer, regio West,

BMP-plot nr. 4716 SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen

sectie Westvoorden, Den Haag.   

© Vogelwerkgroep Koudekerk / Hazerswoude e.o.

 

Inhoudsopgave

1      Algemene  rondegegevens

2      Werkwijze

3      Statistiek: Aantallen territoria / broedparen over de periode 1995 tot en met 2010.

4      Het broedseizoen 2010 onder de loep: algemene beschouwingen

5      Het broedseizoen 2010 onder de loep: soort- en groepsbesprekingen

6      Broedseizoen 2010: Soorten van de Nederlandse Rode Lijst 2004 en Europese Vogel Richtlijn

7      Broedseizoen 2010: Afzonderlijke biotopen met bijbehorende vogels en seizoenstotaalscore

8      “Special” nummer 3: Vogels van het Open Water in het hele onderzoeksgebied en de verschillende secties, periode 1995/2010

9      Landschapsbeheer SBB/VWG in relatie tot broedvogels

10        Informatie aangaande het karteren

Bijlagen: Soortkaarten voor elke van de 7 secties

Bijlagen: Totaaloverzicht territoria/broedparen+habitatcategorieën+soorten Nederlandse Rode Lijst 2004/Europese Vogel Richtlijn


Jaarlijks wordt conform de in 1995 tussen Staatsbosbeheer en de Vogelwerkgroep

Koudekerk / Hazerswoude e.o. gemaakte afspraken een broedvogel inventarisatierapport

aangaande het natuurgebied Spookverlaat/Kruiskade te Hazerswoude door de

Vogelwerkgroep vervaardigd en ter hand gesteld aan Staatsbosbeheer, sectie Westvoorden,

te ’s-Gravenhage en/of het district West (Amsterdam).Sinds 2010 staat het gebied bij

SOVON Vogelonderzoek Nederland te boek als BMP-plot, met de gegevens vanaf 1995.            


 


Kruiskade, Hazerswoude

Land van Wijk en Wouden, waarin VWG-werkgebied

 

BROEDVOGELINVENTARISATIE SPOOKVERLAAT-KRUISKADE, HAZERSWOUDE, (1995/) 2010   ……..      

[het  BMP-onderzoeksgebied  ligt  in  ATLASBLOK  31-4]

 

1 Algemene  rondegegevens

In de periode 22 februari t/m. 03 augustus 2010 is de broedvogelbevolking van dit oudste kerngebied van onze verenigingsactiviteiten voor de zestiende achtereenvolgende keer geïnventariseerd. Hiervoor werden 15 bezoeken benut, waarvan 10 ’s ochtends, 1 in de vroege avond (speciaal t.b.v. de Boomvalk en 4 ’s avonds/’s nachts voor en/of na zonsondergang.

Hieronder volgt een overzicht van de achtereenvolgende data met startpunt, looprichting, enz., de weerkundige gegevens op een rijtje, het aantal vrijwilligers dat meewerkte en tot slot het aantal waargenomen vogelsoorten in, boven en naast het gebied per ronde.

Ronde nr.

dag en datum

start- en eindtijd

 startpunt en looprichting

temperatuur    start en einde

algemene omstandigheden

helderheid

wind

aantal. vrijw.

aant. waargenomen soorten in/om//boven werkgebied + bijz.

01

ma.22-02

09.00/12.00

vogelhut, eerst oostelijk, daarna westwaarts

1° / 3° C

regenachtig, erg slecht weer,                       veel vanuit stilstaande auto moeten werken

geheel bewolkt, slecht zicht

ZO 3

   4

40

02

di. 02-03

19.00/20.30

N11 - westwaarts

3° / 1° C

helder en rustig

onbewolkt

NW  3

   5

15

03

ma. 15-03

09.00/13.30

Oostvaart - oostwaarts

6° / 8° C

rustig

zwaar bewolkt

ZW  4/5

   4

53

04

ma. 29-03

19.30/21.45

Oostvaart - oostwaarts

12° / 11° C

rustig

zwaar bewolkt

ZO 4

   2

40

05

di. 06-04

08.30/14.00

N11 - westwaarts

6° / 11° C

erg rustig

half bewolkt

Z 2

   4

56

06

ma. 19-04

08.00/13.30

vogelhut, eerst westelijk, daarna oostwaarts

8° / 13° C

rustig

zwaar bewolkt → licht bewolkt

NO 3

   5

58

07

do. 29-04

19.30/22.15

vogelhut, eerst westelijk, daarna oostwaarts

18° /15° C

rustig

geheel bewolkt

ZW 1/2

   2

48

08

ma.10-05

08.00/14.30

Oostvaart - oostwaarts

7° / 10° C

rustig

zwaar bewolkt

N 3

   2

59

09

di. 25-05

07.30/13.30

N11 - westwaarts

12° / 18° C

rustig, helder,                                            prima zicht, goed luisterweer

lichtbewolkt → onbewolkt

NO 2

   3

67

10

di. 25-05

21.30/23.30

vogelhut, eerst oostelijk, daarna westwaarts

13° / 9° C

rustig, maar meer wind dan ‘s ochtends

licht bewolkt

NO 3/4

   4

24

11

di. 08-06

07.30/13.30

Oostvaart - oostwaarts

14° / 24° C

rustig

geheel bewolkt

ZO 2/3

   4

64

12

ma. 21-06

07.30/13.30

vogelhut, eerst oostelijk, daarna westwaarts

14° / 19° C

rustig, droog, helder

licht bewolkt

NW 3

   2

58

13

do. 08-07

07.30/12.45

N11 - westwaarts

18° /26° C

rustig en helder

licht bewolkt

W 2

   2

53

14

do. 15-07

07.30/12.30

Oostvaart - oostwaarts

16° / 20° C

hinderlijk winderig

licht/half bewolkt

ZZW 5/6

   3

56

15

di. 03-08

19.00/20.00

Oostvaart/N11 v.v.

?

?

?

?

   2

33   /   snelle ronde   /

geen Boomvalken waargenomen

Behalve tijdens ronde 1 (erg slecht weer) is er wat de weertypes betreft tijdens de bezoekrondes niet al te veel variatie ervaren, op twee rondes na  ( nummers 1 en 14) was er sprake van rustige omstandigheden. Verder deed zich nooit ongewoon koud of buitengewoon warm  weer voor en evenmin heeft het tijdens de rondes  uitzonderlijk hard gewaaid (ronde 14 was toch wel wat lastig om goed te kunnen luisteren).

2 Werkwijze

Langs de weg gelegen weilanden / boerenerven maken geen deel uit van het echte inventarisatiewerk, behalve wanneer een in het gebied vastgesteld territorium deels in het onderzoeksgebied ligt. Boerenzwaluw en Huiszwaluw vallen daarom buiten dit kader.

Dit seizoen werden geen nieuwe broedvogelsoorten aan de totaallijst toegevoegd, deze staat dus nog steeds op 70.

Eventuele presentie van een Kerkuil in een van de schuren op het terrein van Van Schie is wegens afbraak en nieuwbouw aldaar niet meer nagetrokken.

De oostgrens ligt bij het bosje vlakbij het tankstation aan de N11 (ringweg Alphen), de Oostvaart vormt de westgrens. Over de weg gemeten is de west naar oost afstand bijna 3 km, gemiddeld is het gebied vanaf de rijweg niet diep. In totaal wordt ongeveer 25 ha geïnventariseerd. Dit gebeurt door in afzonderlijke kleine tussenrondes om het gebied heen te lopen, insteken tussen de plasjes te maken en waar nodig de bosjes behoedzaam en weldoordacht te doorkruisen. Verder wordt telkens vanaf een ander startpunt gewerkt of  vanuit eenzelfde startplek andersom gelopen. Op deze manier wordt zoveel mogelijk vermeden dat er vroeg of laat zingende soorten wellicht worden gemist.

Als werkrichtlijnen worden de SOVON-BMP-regels van 2004 gehanteerd, deze Handleiding gaat behalve van de basisbegrippen “territorium” en “broedpaar”  ook uit van broedzekerheidscriteria. Behalve vanuit criteria voor geldige waarnemingen werken we namelijk vanuit een speciale in zwaarte oplopende codeserie aangaande presentie, paarvorming, territoriale en  nestelactiviteiten, eieren en jongen. Bij  de holenbroeders is de door de nestkastenbeheerders verstrekte controle-informatie zonodig aanvullend in de rapportage en kartering ingebracht.

De gegevens worden op DVD verstrekt aan de eigenaar/beheerder van het gebied Staatsbosbeheer (in ons geval de sectie Den Haag) door middel van dit tekstuele en tabellarische verslag alsook een aantal digitale stippenkaarten waarop alle territoria / broedparen staan  ingetekend. Ook wordt op een aparte stippenkaart aandacht gegeven aan vier specifieke groepen aangaande habitatgebruik, de soorten van de Nederlandse Rode Lijst 2004 en die van de Europese Vogelrichtlijn. Kortom, het streven is gericht op zoveel mogelijk complete en uitgebreide gegevens.  Sinds enkele jaren wordt ook via een “special” de aandacht gevestigd op een van de vier groepen habitatgebruikers (2008: bosvogels, 2009: moeras- en ruigtevogels). In dit verslag 2010 staan de vogels van open water centraal. Ook worden beheerskeuzemogelijkheden en –tips gegeven om bepaalde soorten of soortengroepen meer vestigings- en verblijfsmogelijkheden te geven. Vanaf 2006 is zowel het tekstuele verslag als de eindkartering digitaal opgezet en verwerkt. Dit maakt het mogelijk de hele rapportage digitaal op cd op te slaan en op deze manier te distribueren en bewaren.

Ook de gemeente Rijnwoude ontvangt de verslaglegging. Natuurlijk bewaart ook onze eigen VWG het rapport. Daarnaast wordt de jaarlijkse informatie zonodig gebruikt voor bijzondere projecten zoals bijv. de eind 2002 verschenen Nederlandse Broedvogelatlas 1998-2000 en het eens in de ongeveer tien jaar op te maken speciale uitgebreide broedvogelinventarisatierapport voor Staatbosbeheer, dat we in 2006 over de periode 1995/2006 vervaardigden, waarna het eind maart 2007 in druk verscheen.

Ook vindt aanwending van de gegevens plaats bij planning en werkzaamheden van ons eigen landschapsbeheer. Ze worden ook gebruikt bij overleg/inspraak met de overheid en andere instanties bij bijv. procedures m.b.t. planologische besluitvorming, infrastructurele werken, enzovoort. Intussen is het gebied met terugwerkende kracht t/m.1995 bij SOVON ingebracht als BMP-plot. Verder is het de bedoeling dat vanaf 2011 de rondegegevens rechtstreeks via SOVON digitaal worden ingebracht en aan het einde direct digitaal worden geclusterd volgrens de SOVON-BMP-2004 richtlijnen en –criteria. Dit scheelt enorm veel bureauwerk en energie, vermijdt eventuele fouten, verzekert de uniformiteit nog meer en levert geweldige tijdwinst op. Voorts worden opmerkelijker waarnemingen periodiek gepubliceerd in de “Braakbal”-rubriek Veldwaarnemingen en zo in het archief opgenomen.

3 Statistiek: Aantallen territoria / broedparen over de periode 1995 tot en met 2010

Soortnaam

’95

’96

’97

’98

’99

’00

’01

’02

’03

’04

’05

’06

’07

’08

’09

‘10

01.Fuut

2

5

5

7

9

7

7

8

7

10

9

10

8

11

6

9

02.BlauweReiger

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

03.Ooievaar

1

1

1

1

1

1

1

1

1

11

1

1

1

1

1

 

04.Knobbelzwaan

2

4

5

3

3

2

3

5

6

56

5

8

6

6

5

 

05.GrauweGans

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

3

2

3

3

4

06.Kolgans

0

0

0

0

0

0`

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

07.Soepgans

0

0

0

1

0

1

2

0

1

2

1

1

2

3

2

1

08.GroteCanadeseGans

0

0

0

1

1

1

1

3

1

1

2

4

4

4

4

4

09.Brandgans

0

0

0

0

0

0

0

1

1

0

1

1

1

1

4

0

10.Nijlgans

1

1

1

3

2

1

1

2

2

3

3

2

3

5

4

6

11.Bergeend

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

1

1

12.WildeEend

+

+

+

42

46

67

73

61

65

70

90

79

79

109

81

70

13.Soepeend

?

?

?

?

?

6

4

9

8

10

7

8

9

14

11

6

14.Smient

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

15.Slobeend

1

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

16.Kuifeend

0

0

0

0

2

0

0

0

0

0

0

0

0

3

0

1

17.Buizerd

0

0

0

0

1

1

1

2

2

3

3

4

2

2

3

3

18.Sperwer

0

0

0

0

1

2

2

2

2

4

4

2

3

3

2

1

19.Havik

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

1

1

20.Torenvalk

2

2

1

2

2

1

2

1

2

1

2

0

0

1

0

0

21.Boomvalk

2

0

1

0

1

1

1

1

1

1

0

1

1

0

0

0

22.Fazant(hanen/hennen+j.)

4

8

10

15

11

13

9

6

7

8

8

8

9

6

5

7

23.Kip

0

0

0

0

0

0

0

0

2

1

1

0

0

0

0

0

24.Waterral

0

0

0

0

0

2

1

1

2

1

0

0

1

0

0

0

25.Waterhoen

8

12

14

8

13

14

12

10

9

12

15

19

19

9

8

7

26.Meerkoet

21

22

28

25

24

26

27

28

36

38

41

51

48

44

42

47

27.Scholekster

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

1

0

1

28.Houtduif

21

23

26

29

30

26

23

20

24

18

22

19

21

13

17

9

29.Holenduif

6

6

7

10

6

6

8

4

3

8

8

7

7

4

6

5

30.TurkseTortel

0

1

1

2

1

2

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

31.Koekoek

1

1

1

2

2

2

1

1

1

3

1

3

1

1

1

1

32.Ransuil

0

1

2

2

2

4

4

4

4

5

4

3

4

1

2

2

33.IJsvogel

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

1

1

0

34.GroteBonteSpecht

0

0

2

0

0

1

2

2

4

4

5

4

4

2

3

4

35.GroeneSpecht

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

36.WitteKwikstaart

1

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

1

2

37.Winterkoning

19

9

8

23

25

24

25

26

23

23

33

26

39

32

30

19

38.Heggenmus

1

1

2

5

3

5

5

8

7

7

12

9

8

6

9

10

39.Blauwborst

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

1

1

1

40.Roodborst

0

0

0

0

0

2

0

0

1

0

2

3

4

5

8

3

41.Nachtegaal

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

42.Zanglijster

0

1

0

0

1

4

1

0

0

0

1

1

3

2

5

2

43.Merel

19

14

12

18

17

19

16

25

24

25

26

24

30

22

17

18

44.Rietzanger

1

2

1

1

2

2

0

2

1

2

1

1

0

0

1

3

45.Bosrietzanger

9

7

4

4

4

4

6

5

2

3

5

10

6

9

6

5

46.KleineKarekiet

14

23

18

22

24

26

20

22

22

24

24

31

26

23

27

23

47.GroteKarekiet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

0

48.Spotvogel

8

1

5

2

0

0

1

2

2

2

2

5

3

6

8

3

49.Braamsluiper

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

50.Grasmus

1

0

2

3

5

6

4

5

4

0

2

2

2

0

2

1

51.Tuinfluiter

18

11

15

17

10

10

6

14

18

19

16

11

9

13

21

17

52.Zwartkop

5

0

7

2

5

7

9

10

13

18

14

18

20

17

18

18

53.Tjiftjaf

5

4

12

8

10

10

13

12

14

14

11

10

22

14

14

16

54.Fitis

15

16

9

11

11

12

14

12

11

5

7

10

9

4

8

4

55.Staartmees

0

0

0

0

0

0

0

3

3

2

3

3

2

1

3

2

56.Koolmees

6

9

10

11

6

9

11

15

12

11

16

16

15

11

18

16

57.Pimpelmees

2

3

2

4

5

4

6

10

7

8

9

12

12

12

13

11

58.Matkop

0

0

0

0

0

0

0

0

1

1

2

2

1

1

0

0

59.Boomkruiper

0

0

0

0

0

0

1

0

0

1

3

0

0

1

4

3

60.Gaai

3

4

4

9

6

4

7

4

7

5

8

8

7

5

3

7

61.Ekster

5

8

9

7

8

9

11

9

7

9

11

10

7

6

4

5

62.ZwarteKraai

8

6

9

7

9

11

12

12

14

12

18

14

14

13

14

13

63.Spreeuw

1

1

1

1

1

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

64.Wielewaal

0

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

65.Ringmus

9

10

10

9

5

2

3

3

3

2

1

2

2

2

1

0

66.Vink

3

6

9

5

7

8

4

5

9

7

14

16

22

16

15

20

67.Groenling

2

0

1

0

1

0

0

0

0

0

0

2

4

0

0

1

68.Putter

0

0

1

0

0

0

1

0

1

1

0

1

0

0

0

2

69.Kneu

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

0

0

0

0

70.Rietgors

5

6

8

8

6

6

7

6

5

8

6

6

5

4

5

6

71.(Kerkuil)(nietmeegeteld)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)

(1?)

(0/1?)

0

 

 

Totalisering

’95

’96

’97

’98

’99

’00

’01

’02

’03

’04

’05

’06

’07

’08

’09

‘10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAALTERR./BP

243

241

270

332

329

371

371

384

402

418

487

494

510

478

470

427

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAALSOORTEN

39

37

41

37

42

43

46

44

48

45

50

51

47

52

49

50

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

aantalsoorten’95t/m.’0939

44

48

49

52

54

55

60

62

62

65

66

67

70

70

70

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

aantalVRLsoorten‘95/’09

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

2

0

0

1

1

1

aantalRL/BL’04srtn.’95/’09.6

5

6

5

4

4

6

5

6

6

6

8

6

6

5

4

 

4 Het broedseizoen 2010 onder de loep: algemene beschouwingen

Een gewone ochtendronde ronde duurt – afhankelijk van de vogelpopulatiegrootte, de weersomstandigheden, het kennisniveau van de vrijwilligers en het kalendertijdstip – ongeveer 4 tot 6 uur en je komt dan boven, in en naast het gebied van alles aan vogels tegen. In de zes maanden durende periode februari/juli spotten we in totaal binnen, rondom en boven het onderzoeksgebied 95 vogelsoorten (incl. exoten en “soep”soorten). Dit is 3 minder dan het record, dat sinds 2007 op 98 staat.

Het afgelopen seizoen waren het meest vermeldenswaardig: Purperreiger, Grote Zilverreiger, Kwak, Bruine Kiekendief, Havik, Sperwer, Boomvalk, Ransuil, Oeverzwaluw, Huiszwaluw, Blauwborst, Vuurgoudhaan, Grauwe Vliegenvanger (nieuwe gebiedssoort!) en buiten de inventarisatierondes maar wel binnen de inventarisatieperiode Baardman.

Bij de ochtendrondes was die van 22 februari (40 soorten waargenomen in/naast/boven het onderzoeksgebied) het stilst, het meeste viel te zien / te horen op 18 mei (67 soorten). De rustigste avondronde was die van 2 maart (15 soorten), de drukste 29 april (48 soorten).

In vergelijking met 2008 (478) daalde het totale aantal territoria / broedparen met 43 naar 427, d.w.z. 9,00%, waarmee het vanaf 1995 gerekend de sterkste daling vertoont en het niveau van 2004 weer ongeveer is bereikt.

De 50 territoriumhoudende / broedende / broedpaarpresente soorten liggen er 2 onder het record van 52 in 2008.
Het totale aantal broedvogelsoorten tijdens de periode 1995 / 2009  staat nog steeds op 70.

Voor het vaststellen van (eventuele) territoria van Ransuil en Waterral  is net als voorheen een cd-speler (met terughoudend gebruik) als auditief verleidingsmiddel benut.

Nieuwe broedvogelsoorten dienden zich in 2010 niet aan. Hoewel dit met de Visdief (acties rondom drijvende broedplaats Amaliaplas) en Grauwe Vliegenvanger (net buiten de datumgrens zingend in boskavels sectie 3 tussen Koot en Amalia) wel vlakbij leek.
Het totale aantal soorten resp. territoria / broedparen) van de niet-zangvogels bedroeg  23 resp. 196, dat  van de zangvogels 27 resp. 231.

mannetje Grote Bonte Specht

drijvende broedkansen voor bijvoorbeeld Visdieven

takkeling Ransuil

5 Het broedseizoen 2010 onder de loep: soort- en groepsbesprekingen

Vergeleken met het broedseizoen 2009 bij de roofvogels en uilen bleef de stand van de Buizerd  met 3 territoria gelijk. In de bosjes sectie 1 Oostvaart zijn 2 grote nestjongen gezien. De Sperwer vertoonde alweer een daling: van 2 naar 1. Net als in 2008en 2009 is de Boomvalk wel waargenomen, maar voldeed weer niet aan de criteria voor een territorium. De Torenvalk was dit seizoen sporadisch present maar voldeed evenmin aan de minimum eisen.

Bij de Ransuil was er sprake van 2 territoria, waarvan er 1 twee nestjongen voortbracht waarvan er in elk geval 1 als takkeling is gezien. In combinatie met het derde achtereenvolgende broedgeval van de Havik  (1 territorium, daarin 2 nestjongen gezien en als takkelingen ook gehoord) lijkt het weer voor de hand liggend om rekening te houden met in ieder geval het zich niet vestigen van zowel Boomvalk als Torenvalk, ook de daling van de sperwerterritoria van 3 via 2 naar 1 houdt hier mogelijk verband mee. Of het aantal uitgevlogen jongen van Buizerd en Ransuil erdoor is beïnvloed heeft het inventarisatieteam geen zicht.

Wat de eventuele aanwezigheid van de Kerkuil  betreft is er in elk geval ander nieuws dan voorheen, zij het negatief: de oude boerderij met opstallen van Van Schie is gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De oude schuur met vanaf 2007 jaarlijks gevonden braakballen en verse uilenveren is dus verdwenen. Mogelijk biedt een geplaatste nestkast (Uilenwerkgroep) in de omgeving nieuw soulaas.

Nadat in 2007 de IJsvogel  zich in het gebied vestigde heeft dit zich jaarlijks herhaald, in 2009 waren er minder waarnemingen en werd(en) geen jong(en) gezien, in het verslagjaar 2010 was er geen sprake van een territorium of nestelplaats; de langdurige sneeuw- en ijswinter 2009/2010 is hier zeker debet aan.

Bij de watervogels en rallen bedroeg het aantal territoria/broedparen  van de Knobbelzwaan 5, de Fuut steeg van 6 naar 9 paartjes  na een scherpe daling van 11 naar 6 in 2009. De ganzen waren voor het vijfde achtereenvolgend jaar vertegenwoordigd met 4 paren Grote Canadese Gans, de Soepgans met 1, de Grauwe Gans kwam tot 4 koppels, de Brandgans daarentegen tuimelde van 4 naar 0 terwijl de Nijlgans van 4 naar 6 sprong.

Nu al drie jaar achter elkaar  scoorde de Bergeend met 1 paar + jongen succesvol, Wilde Eend 70  + Soepeend  6zijn tijdens twee in april rondes geturfd, waarvan de hoogste aantallen mannetjes in een ronde zijn aangehouden. Het blijkt dat 2008 wat deze twee soorten aangaat een uitschieter is geweest, de aantallen lopen nu weer zowat in de pas met die van voor 2008. De Kuifeend  zorgt al meerdere jarenvoor pittige discussies, deze keer is uiteindelijk besloten tot 1 territorium (met een aantal kuikens van enkele dagen oud gesignaleerd)..

De Meerkoet groeide een tikkeltje: van 42 naar 47 en blijft dus op zowat hetzelfde niveau;. het Waterhoen deed het net als in 2008 en 2009 slecht: er konden respectievelijk maar 9, 8 en nu 7 territoria worden vastgesteld, deze soort is behoorlijk wintergevoelig wat ook uit SOVON rapportages blijkt.; de Waterral  liet alweer verstek gaan en kon in 6 van de nu 16 werkseizoenen als territoriumhoudend worden ingetekend..

Voorts wat bijzonderheden aangaande de overige niet-zangvogels:

In de duivensector deden zich vergeleken met 2009 wat mutaties voor: de Holenduif  bleef vrij constant (5) paartjes, hoewel de trend sinds 2004 dalend is. Daarentegen viel de Houtduif  als een steen van 17 naar 9 territoria/broedparen, wat verreweg de laagste stand in 17 jaar is; invloed van de Havik lijkt hiervoor mogelijk mede verantwoordelijk, maar ook het langdurige sneeuwdek van  ±  2 maanden  in de afgelopen winter zal onder deze bodemfoeragerende soort zijn tol hebben geëist. De Turkse Tortel voldeed weer niet aan de eisen voor een territorium.

 Bij de Fazant  bleek er verrassenderwijs een stijging te signaleren: van 5 naar 6 territoriale hanen en de Grote Bonte Specht  kwam na enkele wat magere jaren weer uit op 4, wat in de periode 2003 t/m. 2007 al het geval was met een uitschieter van zelfs 5 in 2005. Jammer genoeg deed de Koekoek het met alweer maar 1 territorium magertjes, maar dit is al een tijdlang het gemiddelde landelijke beeld: het is niet voor niets een Rode Lijst soort ………..

Tot slot: het broedsel van het Ooievaarstelletje leverde maar liefst 3 uitgevolgen jongen op. De Scholekster nestelde met 1 paartje op het Amalia-eiland en wist alle drie de kuikens groot te brengen, het was de vierde poging in de 16-jarige reeks.

Ooievaarouder met drie hongerige koppies onder zich Scholekster op wacht vlakbij de nestelplaats

Dan de zangvogelgroep, te beginnen met de moeraszangertjes (incl. Blauwborst, Spotvogel en Rietgors):

Starten met een recordpresentie is natuurlijk altijd leuk: de Rietzanger scoorde niet minder dan 3 “eigen erfjes”. In vergelijking met 2006 en  2008 zit de Bosrietzanger  (5) gemiddelde presentie over de gehele periode van 16 seizoenen.  Diens neef/nicht Kleine Karekiet kwam nu op 23 uit, wat ongeveer gemiddeld. Na een paar goede seizoenen presenteerde de Spotvogel zich met 3 zingende “heertjes” weer op gemiddeld niveau. De Rietgors vertoont als sinds 2004 (toen 8 territoria) een dalende tendens, zat in 2008 op het laagste niveau (4) ooit en bracht het in 2010 tot 6 territoria/broedgevallen, wat weer gemiddeld is over de hele periode van 16 jaar. Voor de derde achtereenvolgende en in totaal vierde keer vestigde de Blauwborst  zich, deze Rode Lijstsoort tevens vogel van de Europese Vogelrichtlijn lijkt gelukkig een permanente verschijning te worden.

De bos- en struweelzangers waren met vijf soorten vertegenwoordigd.

Bij de Fitis is de presentiecurve erg onregelmatig en opmerkelijk: van 10 (2006) via 4 (2008) naar 8 in 2009 en nu weer een dieptepunt met maar  4 zingende mannen; met een gemiddelde van 1995 t/m. 2003 van  ± 12 territoria vertoont de grafiek vanaf 2003 vaak scherpe pieken en dalen met een duidelijke tendens tot populatieafname (periode 2004 t/m. 2010 gemiddeld 7).

De Grasmus was er maar met 1 territorium (hakhoutpercelen tussen De Frankrijker en Compier), in vergelijking met de periode 1998/2003 ligt het populatieniveau 2004/2010 structureel duidelijk lager. Aangaande de Tjiftjaf  de opmerking, dat het aantal van 16 soorteigen gebiedjes in de hele jaarreeks de tweede plaats inneemt.

Bij de Zwartkop (b)lijkt een aantal van 18 territoria wel zo ongeveer het gebiedsmaximum te zijn: sinds 2004 zit de soort jaarlijks rond dit aantal. De Tuinfluiter daarentegen schoot in 2009 als een komeet omhoog naar de recordhoogte van niet minder dan 21, en moest het in2010 met 4 minder doen (17).

Een andere bos- en struweelvogelgroep, die van de (bos)lijsters, vertoont ook een gedifferentieerd beeld.

Bij de Roodborst  leek de groei er sinds 2005 jaarlijks in te zitten: van 5 territoria in 2008 naar 8 in 2009, om vooralsnog onduidelijke redenen kelderde de stand in 2010 naar 3 (niveau 2006). Ook de Zanglijster  vertoont min of meer dit beeld: van 5 in 2009 naar 2 een jaar later. De Merel   steeg van 17 naar 18 in dit verslagjaar, wat neerkomt op het niveau van einde jaren ’90.

mannetje Vink op voedseltocht alerte Roodborst op pakafstand Witte Kwikstaart op voedselstrooptocht

                                                                                                                

Bij de mezen en aanverwanten constateren we een ongeveer gemiddeld broedseizoen: de Koolmees zakte wat (-2 = - 11,1%)  in vergelijking met 2009, terwijl bij de Pinpelmees (-2 = -15,4) mogelijk de oorzaak in de lange sneeuwwinter ‘09/’10 ligt. De Matkop bleef voor het derde achtereenvolgende jaar op 0 en lijkt na een presentie van 6 jaar met 1 tot 2 territoria in het gebied nu dan toch weer uitgestorven.  De Staartmees bezette 2 territoria, wat gezien de voor deze soort moeilijke winter een meevaller is. Met 3 territoria zakte de Boomkruiper er eentje in vergelijking met het voorgaande jaar, maar dit aantal mag er toch best zijn.

Zowel de Ringmus als de Spreeuw bleven marginale soorten: de laatstgenoemde broedde in 2001 voor het laatst (1 nestkast bezet) en mag nu wel definitief als uitgestorven worden beschouwd. Eerstgenoemde was nog steeds jaarlijks present, maar zakte nu van 1 naar 0 bezette kasten. Met de grote landelijke terugval in het achterhoofd is de vrees gerechtvaardigd dat deze Rode Lijstsoort in het onderzoeksgebied nu ook op uitsterven staat …….

Bekijken we de vinkenfamilie dan valt het op dat Putter, Kneu en toch ook de Groenling marginale soorten waren en blijven: lage en onregelmatige presentie, tijdens dit verslagjaar vestigde deze soorten respectievelijk 2, 0 en 1 territoria. Bij de Vink ligt dit anders, hoewel ook hier de presentie wat schommelt (sinds 2005 tussen 14 en 22); in 2010 20 zingende mannetjes, wat een vice- recordjaar blijkt (2007: 22).

Letten we speciaal op de drie in ongeveer hetzelfde habitat voorkomende soorten Vink, Tjiftjaf en Zwartkop dan valt het meteen op dat elke soort op ongeveer diens maximum lijkt te zitten, kennelijk kan de habitat er (in de huidige vorm) niet meer aan en zit het gebied wat deze soorten aangaat “vol”.

Rest nog een drietal kleine zangvogelsoorten als Witte Kwikstaart, Heggenmus en Winterkoning.

De eerstgenoemde soort bezette in de jaarreeks zijn vijfde en zesde territorium, de eerste twee waren van een bijna grijs verleden: 1995 en 1996, de beide voorlaatste in 2008 en 2009, in 2010 waren er zelfs twee territoria waarvan er in elk geval een ouderpaar met foeragerende juveniele vogels is gezien .

Van de Heggenmus  zou, afgaand op enkele forse uitdunningen van de laatste winters, wellicht een groter aantal territoria dan 9 (topjaar was 2005 met 12) mogen worden verwacht; toch lijkt de tendens van deze soort momenteel wel weer wat stijgend: 2010 bracht het tot 10 territoria (op een na hoogste aantal in 16 jaren).

Bij de in het gebied meest voorkomende bosvogelsoort, “Klein Jantje” ofwel de Winterkoning, blijkt 2007 nog steeds het topjaar (39) te zijn geweest; in vergelijking met 2009 (30)  zakte de stand naar 19 territoria flink (niet onlogisch na een lange sneeuwrijke winter).

Tot slot de kraaiachtigen: de Gaai  vertoonde de laatste jaren een relatief forse daling, en wel van 8 in 2005 naar nog slechts 3 territoria in 2009; mogelijk krabbelt de soort nu toch weer wat op: in 2010 werden er 7 territoria gekarteerd. Een zelfde tendens zien we bij de Ekster, in 2005 bezette deze nog 11 territoria en in 2009 nog maar 4; mogelijk stabiliseert dit aantal zich min of meer met 5 territoria in dit verslagjaar. Concurrentie van de Zwarte Kraai en predatie door de Havik lijken mogelijke voor de hand liggende oorzaken.

Vanaf 2005 laat ook de Zwarte Kraai een terugval zien (18-14-14-13-14) en nu weer 13. blijkbaar was 2005 met 18 een incidenteel topjaar. In feite is er sinds 2006 sprake van een stabiele populatie nadat er in de periode 1995/2004 een geleidelijke stijging plaatsvond.      

6 Broedseizoen 2010: Soorten van de Nederlandse Rode Lijst 2004 en Europese Vogel Richtlijn

[inclusief de zogenaamde (internationale) Blauwe Lijst]

Echt schrikbarende veranderingen waren er in vergelijking met het vorige broedseizoen  niet. In 2010 was er sprake van 4 RL-/BL-soorten die 7 territoria bezet hielden en tevens 1 EVR-soort met 1 territorium.

Per soort beschouwd , de Koekoek  bleef met 1 territorium gelijk, net als de Ransuil  met 2. Voorts zakte de Spotvogel  van 8 naar 3 en bleven helaas de Boomvalk en Matkop uit de presentielijst.  De presentie van de Ringmus zakte met 0 territoria/bezette nestkasten naar het absolute nulpunt en uitsterving dreigt ….. Gelukkig was de Blauwborst  (staat op zowel de Blauwe Lijst als  de Europese Vogelrichtlijn) alweer wèl aanwezig, zoals tot nog toe altijd met 1 paar.

Rode-Lijst-Ransuil houdt de inventariseerders in de gaten alarmerend handboek voor vogelbeschermers staat de Rode-Lijst-Ringmus hier nu op uitsterven

7 Broedseizoen 2010: Afzonderlijke biotopen met bijbehorende vogels en seizoenstotaalscore

Het Spookverlaat/Kruiskadegebied bestaat uit meerdere soorten leefgebied (= habitat of biotoop), in het over 2006 en voorafgaande jaren (1995/2006) uitgebrachte speciale en uitgebreide rapport is hieraan ruime aandacht gegeven.

Het is en blijft natuurlijk altijd interessant om bepaalde uitkomsten van verschillende jaren onderling te vergelijken aangaande de verschillende biotopen en de gewoonlijk daarin vertoevende broedvogels.

2006: 10 soorten met 164 broedparen/territoria; 2007: 10 soorten met 164 territoria/broedparen; 2008: 13 soorten met 205 broedparen/territoria. Oorzaak stijging: vooral: “groeispurt” Wilde Eend; 2009: 12 soorten met 165 territoria/broedparen; 2010: 11 soorten met 154 territoria (- 11 vergeleken met 2009).

Riet, moeras, verlandingssituaties, vochtige ruigten:
2006: 5 soorten met 67 territoria; 2007: 5 soorten met 57 territoria; 2008: 4 soorten met 42 territoria; 2009: 6 soorten met 48 territoria; 2010: 6 soorten met 45 territoria (- 5 vergeleken met 2009).

Bos, bosranden, struiken, struwelen:
2006: 32 soorten met 253 territoria; 2007: 28 soorten met  276 territoria; 2008: 28 soorten, 219 territoria; 2009: 27 soorten met 252 territoria (plus 33 t.o.v. 2008); 2010: 29 soorten met 223 territoria (-29 in vergelijking met 2009).

Overige categorieën( Ooievaar, Blauwe Reiger, Scholekster, Koekoek, IJsvogel, Witte Kwikstaart, Ringmus):
2006: 3 soorten met 6 territoria/broedparen; 2007: 4 soorten met 5 territoria; 2008: 6 soorten met 7 territoria; 2009: 5 soorten, 5 territoria; 2010: 4 soorten met 5 territoria (= gelijk aan 2009).

Totaalscore:
2010: 50 soorten met 427 territoria/broedparen (2009: 49 soorten met 470 territoria/broedparen; 2008: 52 soorten met 478 territoria/broedparen; 2007: 47 resp. 510). In vergelijking met 2009 is er een achteruitgang van  43 (dit is -9,1 %) territoria/broedparen.  

De gemiddelde dichtheid per ha over het hele gebied bedroeg  17,1 territoria/broedparen (2009: 18,8)Deze zich voor het derde achtereenvolgende seizoen voordoende daling is niet geheel onlogisch, enerzijds omdat op een gegeven moment een gebied zo ongeveer “vol” is en anderzijds schommelingen tussen -20% en + 20% door SOVON als niet ongewoon worden aangemerkt.  

Ook beheerswerkzaamheden kunnen weer veranderingen veroorzaken.

Het aantal broedvogelsoorten van  50 is 1 hoger dan in 2009.

Er kwamen geen nieuwe soorten bij, zodat het totale aantal territorium houdende / broedende soorten over de gehele zestienjarige periode 1995/2010 nog minstens een jaar op 70 blijft staan.  

8 “Special” nummer 3: Vogels van het Open Water in het hele onderzoeksgebied en de verschillende secties, periode 1995/2010

Na de twee vorige “specials” aangaande Riet-, Moeras en Ruigtevogels en vervolgens Bosvogels in de verslagen over 2008 en 2009 dan in deze jaareditie wat extra aandacht voor de broedvogels van het “Open Water”.

Voor het gemak is het hele gebied, conform de gebruikte ronde- en soortkaarten, in zeven delen gesplitst: sectie 1 : vanaf de Oostvaart tot aan het Oostvaartfietspad;  sectie 2 : vanaf het Oostvaartfietspad oostwaarts t/m. de plasjes voor de boerderij van Beukeboom;  sectie 3 : boskavel ten westen van boerderij Koot t/m. bosjes (4 kavels) noordelijk van boerderij Koot;  sectie 4 : omgeving Amaliahut en de Amaliaplas + Kruiskade tot boerderij de Frankrijker; sectie 5: boerderij De Frankrijker t/m. plasjes ten noorden van boerderij Van Schie tot boerderij Compier;  sectie 6 : boerderij Compier tot oprit boerderij Menken;  sectie 7: gebied ten oosten van oprit boerderij Menken + het zogenaamde Driehoeksbos  ten noorden c.q. westelijk van de rijweg Spookverlaat.   Het niet-beboste deel van het hele onderzoeksgebied is ongeveer 10,5 ha groot, waarvan ± 3 ha in de categorie moeras /ruigte kan worden ingedeeld. Blijft over voor het onderdeel Open Water:  ± 7,5 ha.

schitterend uitzicht over het plasje “Oostvaart” SBB-natuurgebied tevens SOVON-BMP-plot Spookverlaat/Kruiskade te Hazerswoude

 

Onder het item “Vogels van het Open Water” zijn de volgende soorten ingedeeld: Fuut, Knobbelzwaan, ganzen, eenden en Meerkoet; in totaal betreft dit 15 vogelsoorten. De soortenbenaming in de onderstaande tabel  behoeft vooraf  wat toelichting:

Met name bij de ganzen kom je nogal wat gemengde huwelijken tegen. Grauwe Gans + Soepgans bijvoorbeeld, deze combinatie is ingedeeld onder de soortnaam “Soepgans”. De combinatie Brandgans + Grauwe Gans is gerangschikt onder de soortnaam “Brandgans” omdat deze soort van beide partners de minst in ons land voorkomende “zuivere” soort is. Kolgans + Grauwe Gans is daarom “Kolgans” geworden en  die van Grote Canadese Gans + Brandgans werd “Brandgans”  omdat de Grote Canadese Gans oorspronkelijk een echte exoot in Nederland is. Bij de Wilde Eend is een “onzuivere” woerd altijd als “Soepeend” gekwalificeerd en indien bij een duidelijk zichtbare paarvorming de woerd zuiver was maar de eend niet werd het paar ook als “Soepeend” ingedeeld. Tot zover deze verduidelijking.

 Om te beginnen een blik op de totale bezetting in het hele onderzoeksgebied van ± 25 ha., waarbij zijn inbegrepen de aangrenzende begroeide oevers aan de zuidkant van de Kruiskade.

vogelsoort

‘95

‘96

‘97

‘98

‘99

‘00

‘01

‘02

‘03

‘04

‘05

‘06

‘07

‘08

‘09

‘10

totaal
aantal
territoria/    broed-
paren

gemidd.
jaarl. aantal territoria
in 16 jr.

aantal
jaren present

gemidd. aantal terr. /BP.

tijdens presentie-jaren

Fuut

    2

    5

    5

    7

    9

    7

    7

    8

    7

  10

    9

  10

    8

  11

    6

    9

  120

    7,50

  16

      7,50

Knobbelzwaan

    2

    4

    5

    3

    3

    2

    3

    5

    6

    5

    6

    5

    8

    6

    6

    5

    74

    4,63

  16

      4,63  

Grauwe Gans

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    1

    3

    2

    3

    3

    4

    16

    1,00

    6

      2,67

Soepgans

    0

    0

    0

    1

    0

    1

    2

    0

    1

    2

    1

    1

    2

    3

    2

    1

    17

    1,06

  11

      1,55

Kolgans

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    1

    0

    0

    01

    0,06

    1

      1,00

Gr.Canad.Gans

    0

    0

    0

    1

    1

    1

    1

    3

    1

    1

    2

    4

    4

    4

    4

    4

    31

    1,94

  13

      2,38

Brandgans

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    1

    1

    0

    1

    1

    1

    1

    4

    0

    10

    0,63

    7

      1,43

Nijlgans

    1

    1

    1

    3

    2

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    2

    3

    5

    4

    6 

    40

    2,50

  16

      2,50

Bergeend

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    1

    1

    1

      3

    0,19

    3

      1,00

Wilde Eend

  ++

 + +

 + +

  42

  46

  67

  73

  61

  65

  70

  90

  79

  79

109

  81

  70

  932     ++

  71,69 
(13 jaar)

  13  (geturfd)

    71,69
   (13 jaar)

Soepeend

    +

    +

    +

    +

    +

    6

    4

    9

    8

  10

    7

    8

    9

  14

  11

    6

    92

    8,36
  (11 jaar)

  11   (geturfd)

       8,36
  (11 jaar)

Smient

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    1

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    01

    0,06

    1

       1,00

Slobeend

    1

    0

    0

    1

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    02

    0,13

    2

       1,00

Kuifeend

    0

    0

    0

    0

    2

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    3

    0

    1

    06

    0,38

    3

       2,00

Meerkoet

  21

  22

  28

  25

  24

  26

  27

  28

  36

  38

  41

  51

  48

  44

  42

  47

  548

  34,25

  16

     34,25

totaal territoria

  27 +

  32 +

  39 +

  83 +

  87 +

111

118

118

127

139

161

164

164

205

164

154

1893  ++

118,31  ++

----------

-------------

dichtheid terr. per jaar /  ha gebied

1,08  ++

1,28  ++

1,56  ++

3,32 +

3,48 +

4,44

4,72

4,72

5,08

5,56

6,44

6,56

6,56

8,20

6,56

6,16

    4,73  ++

 ↑   7,39 
 ←  4,73  ++

----------

--------------

dichtheid terr. per jaar / ha  habitat open water

3,83 ++

4,27 ++

5,20 ++

11,07 +

11,60 +

14,80

15,73

15,73

16,93

18,53

21,47

21,87

21,87

27,33

21,87

20,53

  15,78  ++

 ↑   7,39
 
← 15,77 ++

-----------

--------------

 ++  =  zonder Wilde Eend en Soepeend 1995/1997                        +  =  zonder Soepeend 1998/1999

Wat kunnen we bijvoorbeeld uit de tabel halen?  

Presentie

Allereerst wat nadere beschouwingen per soort.

Ondanks het niet meenemen van de Wilde Eend en Soepeend tijdens respectievelijk de eerste drie en vijfjaren is de jaarlijkse totale populatie alsmaar toegenomen. De aantallen Wilde Eend spelen hierin een vooraanstaande rol: gemiddeld genomen over de 13 jaren aanwezigheid komt de presentie op 71,7 broedparen. Exceptionele jaren waren 2005 (90) en 2008 (109), de trend is gemiddeld stijgend met nogal wat pieken. In buitengebieden, waartoe ook de Spookverlaatregio behoort, komt de Soepeend veel minder voor dan in stedelijk gebied, gemiddeld bedraagt het aantal in het gebied ongeveer 11% van dat van de Wilde Eend.

Ook de Meerkoet blaast een stevige partij mee in deze habitat: de gemiddelde presentie ligt over alle 16 jaren op 34,3 broedparen/territoria. Van 1995 t/m. 2002 bleven de aantallen onder dit gemiddelde (van 21 tot 28), daarna bleven ze er onafgebroken boven (36 tot 51). Toch blijkt er bij erg hoge dichtheid (2006 met 51 en 2007 met 48 territoria/broedparen) dat er wel degelijk sprake is van overbevolking: sommige paren kwamen niet aan nestbouw toe, andere gebruikten een gebouwd nest niet maar bouwden op een andere plek een tweede. Blijkbaar heeft zelfs deze agressieve soort toch ook soms teveel hinder van stress.

Bij de ook jaarlijks aanwezige Fuut werden gemiddeld 7,5 broedparen geteld. Opvallend is de vaak lage reproductie: 3 pullen is al veel, meestal blijft het bij twee of zelfs één. Aantalschommelingen zijn er altijd wel, maar relatief groot zijn deze niet. De trend was stijgend, maar is intussen wel vlak.

Knobbelzwanen zijn niet erg geliefd in de agrarische sector, het is niet ongewoon dat er door verstoring nesten worden verlaten of dat er meerdere eieren niet uitkwamen. Natuurlijk in alle jaren aanwezig, met een gemiddelde van 4,6 broedparen. Ook hier een stijgende trend tot 2003, daarna stabilisering (5 of 6) met in 2007 een eenmalige uitschieter van 8.

Ganzen zijn evenmin (in het wild) populair bij agrariërs, ook bij deze groep bestaat de indruk dat er soms sprake was van regulering na een uitbundig broedseizoen.

In elk geval is een groot (dan wel het grootste) deel van de in het gebied levende soorten oorspronkelijk afkomstig uit de verzameling van de boerderij De Frankrijker achter de Amaliaplas. Bij de zuivere Grauwe Ganzen is dit een vraagteken, net als bij de Nijlgans. Mogelijk hebben zich bij de Grote Canadeze Ganzen vogels van elders aangesloten.

De Grauwe Gans broedt pas 6 jaar in het gebied (vanaf 2005)  en deed dit met gemiddeld 2,7 paar. De trend is nog stijgend, maar de laatste drie jaar vlakt deze af (in 2008 en 2009 elk 3, in 2010  4 broedparen. Mogelijk sluiten zich in de loop van het broedseizoen een of meer paren met grotere jongen van elders (uit de directe omgeving?) hierbij aan.

In 2008 was er een gemengd paar Kolgans + Grauwe Gans, zonder succes.

Soepganzen broedden hier eerder dan Grauwe Ganzen: vanaf 1998 jaarlijks met uitzondering van 1999 en 2002. Het gaat hierbij om allerlei mengvormen tussen Grauwe en Boerenganzen en hun nakomelingen. Hoge aantallen waren dit tot nog toe nog niet: t/m.2006 meestal 1, soms 2 paren. Daarna wat op- en aflopende getallen: 2, 3, 2 en 1 (2010).

Wèl groei zat er bij de Grote Canadese Gans, jaarlijkse broedvogel vanaf 1998. Groeide naar 4 broedparen in 2006 en dit laatste bleef zo t/m. 2010. Mogelijk zit de soort hiermee in het gebied op zijn maximum.

Ook de Brandgans staat vanaf 2002 op de broedvogellijst met t/m. 2008 telkens 1 paar (behalve 0 in 2004). In 2009 plotsklaps een top met 4 maar in 2010 gekelderd naar 0. Gemengde paren Brandgans + Grote Canadese Gans waren herhaaldelijk niet ongewoon, met duidelijk hybride nakomelingen. Deze vertoonden kenmerken van beide soorten, meestal de kop van de Brandgans en de rugtekening van de Grote Canadese. Dergelijke hybriden zijn vaak onvruchtbaar, koppels daarvan worden niet geïnventariseerd.

Men kan er niet omheen: de Nijlgans is als exoot helemaal ingeburgerd en doet het gewoon goed, ook in het onderzoeksgebied en met een jaarlijkse presentie die een stijgende trend aangeeft. Na een voorzichtige start met jaarlijks 1 paar van 1995 t/m. 1997, van 1998 t/m. 2007 wisselend van 3 naar 2 en 1 en de laatste drie jaren weer stijgend (5, 4 en 6). De soort is bij nestkastencontrole ook (meermalen?) als kraker/benutter van een Torenvalk- of Holenduifkast geconstateerd.

grazende Knobbelzwaan paartje Grauwe Gans + Kuifeenden paartje (Grote) Canadese Gans Brandganzen wakend en poetsend Nijlganzenpaar

 

Een mooie en leuke broedvogel is de Bergeend, die in 2008 (7 pullen), 2009 (3) en 2010 (6) met succes heeft gebroed. De exacte broedplek is niet bekend, hoewel het BVI-team vermoedens heeft.

Totaal onverwacht zwom er tussen de datumgrenzen in 2002 een  Smientenmoeder  in Amaliaplas rond, vergezeld door een enkele klein donsjong van een à twee dagen oud. Natuurlijk de nodige vraagtekens, maar wat later voegde Papa zich bij zijn gezin en het bleek dit het dier zoiets als  een gebroken vleugel had opgelopen: deze stak in een vreemde hoek vrijwel recht naar boven en was helemaal bewegingloos. Kennelijk was de vogel niet in staat geweest aan het trekgebeuren mee te doen, maar had hij nog wel de aansporing van zijn hormonen kunnen gehoorzamen. Normaliter broedt de soort o.a. aan meren / plassen bij bossen / moerassen en blijkbaar bood het Spookverlaat/Kruiskadegebied voldoende surrogaat daarvoor.

In de beginjaren van het inventarisatiegebeuren (1995 en 1998) bleek de Slobeend  zelfs broedvogel aan de rand van het gebied. In 1995 zwom er een paartje met enkele nog erg kleine donskuikens in het plasje Oostvaart rond en in 1998 was dit weer het geval: een ouderpaar met 5 kort geleden uitgekomen pulletjes. Het meest voor de hand liggen broedgevallen in/op de (afgesloten) oever van de Oostvaart, die grenst aan de boskavels daarlangs. Vandaar hebben de gezinnetjes blijkbaar de beter beschuttende begroeiing van het plasje weten te vinden.

Tot slot van de eendachtigen een de laatste jaren telkens zwaar bediscussieerde soort, de Kuifeend. In 1999 was er sprake van 2 territoria zonder broedbewijs, in 2007 werd na pittige discussie tot nul besloten,  in 2008 van 3 gevallen (2 territoria en 1 succesvol broedgeval in de directe omgeving van de Amaliaplas), in 2009 liep de bespreking negatief voor de soort af (hoewel er formeel wel een broedgeval had mogen worden opgevoerd) en in 2010 is tot 1broedgeval met code 16 besloten. In dit laatstgenoemde jaar zwom er een vrouwtje met 2 donsjongen van  ± 3 dagen jong door de duiker vlakbij de Amaliahut naar de noordelijkePapevaart. De vraag is dan altijd: waar komen de dieren vandaan?  In elk geval van vlakbij de Amaliaplas (oever Papevaart kort zuidelijk ervan lag voorde hand). Een zelfde soort waarneming had zich ook in 2009 voorgedaan (zie hiervoor) en om de twijfelgevallen in evenwicht te brengen is de soort nu wel ingebracht.

Kijken we naar het totaalgebeuren aangaande de vogels van het open water dan blijkt het jaar 1995 een dieptepunt met maar 27 territoria. Uitgaand van een dikke 40 toen nog ongeturfde Wilde Eenden en Soepeenden heeft dit op deze conclusie geen invloed. Als vanaf het jaar 2000 deze beiden wel worden meegerekend (samen 73) komt de totale populatie uit op 111 broedparen/territoria. Er resteren dan nog 38 broedparen, waarvan er 26 voor rekening van de Meerkoet komen. Restant 2000: 12 voor de overige watervogels verdeeld over 5 soorten. Nogal dunne soep dus. In totaal was er in 2000 sprake van 8 broedvogelsoorten in deze biotoop.

Vanaf 2004 nemen Fuut en Knobbelzwaan een relatief groter deel van de broedvogelpopulatie in beslag. Het totale aantal territoria (8 soorten) bedroeg toen 139, waarvan 70 Wilde Eend, 10 Soepeend en 38 Meerkoet. De Knobbelzwaan bracht er 5 in en de Fuut 10. Er resteerden toen maar 6 territoria voor de overige 3 soorten.

Het absolute topjaar blijkt 2008 te zijn met maar liefst 205 broedparen/territoria. Records voor Wilde Eend (109), Soepeend (14), Fuut (11) en Nijlgans (5), 44 voor de Meerkoet, de Knobbelzwaan scoorde er 6. In totaal bleken er 13 broedvogelsoorten te verblijven, voor de nog niet genoemde 7 soorten resteren nog in totaal 16 broedparen/territoria. Ook blijken nu alle in 2010 op de lijst staande ganzensoorten en de Bergeend geldig present te zijn.

Via 164 geldige bp./terr. in 2009 zakte de broedvogelbevolking in 2010 naar 154 stelletjes/eigen erfjes. In vergelijking met 2008 lijkt dit een erg forse daling, maar dit valt wel mee: dit wordt grotendeels veroorzaakt door de grote vermindering bij Wilde Eend en Soepeend. Daarnaast stelt SOVON dat mutaties tot 20% in de plus of min in vergelijking met het voorgaande jaar niet ongewoon of verontrustend zijn. Zowel in 2009 als 2010 waren er 11 broedvogelsoorten, de opmerkelijkste steigers waren Fuut (+ 3) en Nijlgans (hoogste score ooit: 6), de Brandgans daarentegen verdween helemaal (van 4 naar 0).

Bekijken we de jaarlijkse bevolkingsdichtheid per hectare over het gehele gebied van 25 ha, dan ziet deze er vanaf het jaar 2000 (toen we ook Wilde en Soepeend mee gingen nemen) als volgt uit:

Maar natuurlijk is het veel zuiverder om alleen de 7,5 ha open water in het gebied als maatstaf voor deze habitatcategorie te nemen. Dan wordt de jaarlijkse dichtheid van de populatie per ha duidelijk hoger:

Natuurlijk kan ook de dichtheid per soort worden berekend, maar dit zou in het kader van dit verslag teveel tijd en ruimte in beslag gaan nemen. Belangstellenden kunnen dit natuurlijk ook voor zichzelf uitwerken. 

Broedvogels per sectie

Ook kan het interessant zijn om de presentie van bedoelde soorten genuanceerder te bekijken, verdeeld over zeven secties van West naar Oost. Hierbij blijkt dat het  ene stuk open water het andere niet is. 

Sectie 1: Oostvaart

In wezen gaat het hier om maar een klein plasje, grofweg 2/5 ervan  is riet- en lisdoddenmoeras en rietkraag, 3/5 dus open water.  Ook is er een sloot er meteen zuidelijk van met open water. Langzamerhand groeit het plasje steeds meer dicht. Jaarlijks komt hier eigenlijk maar één broedvogelsoort voor: de Meerkoet.  In 2010 met drie broedparen. Er nestelde toen ook een paartje van de Grauwe Gans en in de Oostvaartoever ernaast een  Futenpaar.  In totaal derhalve in 2010 3 soorten met 5 territoria.  Beheerstip:  Laat dit plasje niet te veel dicht groeien.

Sectie 2: Beukeboom

De ongeveer voor deze boerderij gelegen twee plasjes  zijn allebei zowat tweemaal zo groot zijn als het Oostvaartplasje.  Het westelijke wordt gedeeltelijk omgeven/bezet door wat riet en ruigte en vooral lisdodden. Het oostelijke heeft amper enige rietbegroeiing. Aan de oostkant wordt dit begrensd door lisdodden langs de oever en daarachter wat drassige ruigte. Mogelijk fungeert het oostelijke plasje meer als een grote “boerderij-vijver”. Direct zuidelijk ervan ligt een open sloot. Het westelijke plasje huisvestte in 2010 een broedpaar Knobbelzwaan, een territorium Grauwe Gans en 2 Meerkoetenbroedparen. In de boskavels zuidwaarts ervan 1 territorium Nijlgans plus in het oostelijkste slootje daarvan nog een territorium Meerkoet. Het oostelijke plasje bracht het niet verder dan 2 territoria van de Meerkoet. In totaal voor deze sectie in 2010 dus 4 soorten met 8 territoria. Beheerstip:  Langs het oostelijke plasje meer randbegroeiing creëren, waardoor zowel botanisch als ornithologisch meer verscheidenheid wordt bereikt.

slaperig broedende Fuut eendagskuikens wachten op Pa of Ma Meerkoet
Sectie 3: Koot

In deze sectie is alleen een relatief groot oppervlak van open water aangaande de Papenvaart, direct naast het meest oostelijke boskavel aldaar. Verder een stuk of wat vrij minieme slootjes in en rond dit gebiedje. In totaal kwamen in 2010 hier 5 broedvogelterritoria en 3 soorten  voor: 1x Fuut en 1x Nijlgans, plus driemaal de Meerkoet. Beheerstip:  indien ervoor wordt gekozen om de Bosrietzanger hier te behouden is forse uitdunning nodig aan het zuidelijke einde van de twee westelijkste boskavels noordelijk van boerderij Koot. Om de rietkraag aan de oostkant van de Papevaart vogelvriendelijker te maken zou er in het ernaast gelegen vierde (= oostelijkste) boskavel nabij de oever veel bos moeten worden gekapt. Maar omdat juist dit kavel door bewerking een aantal jaren geleden nu gevarieerd en behoorlijk bosvogelrijk is zou dit niet bepaald aanbevelenswaardig zijn aangaande bosvogels als bijvoorbeeld de landelijk achteruitgaande en in het jaar 2010 hier zingend vlak voor de geldende datumgrenzende verblijvende Grauwe Vliegenvanger.

Sectie 4: Amalia

Het belangrijkste deel is duidelijk de westkant van dit deelgebied: het laaggelegen plasje met wat eilandjes langs de rijweg Spookverlaat met meteen oostelijk ervan wat plasdras met riet/ruigte, de westkant/-oevers van de ,Amaliaplas met de bos-,  riet- en ruigtebegroeiing in de omgeving van de Amaliahut. Hier is ook de meeste variatie en treft men veel overgangsituaties aan. Bovendien is de Amaliaplas ruim twee keer zo groot als de andere wat grotere plasjes verder oostwaarts en ook in vergelijking met die aan de westkant ervan te vinden zijn. In 2010 zijn hier 22 territoria van open-water-vogels ingetekend, verdeeld over 9 soorten. Elk tweemaal voor Fuut,  Knobbelzwaan, Grauwe Gans, Grote Canadese Gans, Nijlgans, telkens eenmaal voor Soepgans, Bergeend en Kuifeend en 9 voor de Meerkoet. Beheerstip:  Deze sectie relatief groot en qua habitat gevarieerd genoeg om differentieel beheer toe te passen: overjarig riet, teveel aan verlanden/bosvorming tegengaan, ruigtes achter rietkragen regelmatig uitdunnen, bosschages geregeld bekijken/ open water belangrijk laten blijven, enz.

Sectie 5: Van Schie

Behalve de hier eigenlijk vrij geringe oeverbegroeiing langs de Kruiskade liggen er in deze sectie twee plasjes: een ten westen van het toegangspad naar boerderij Van Schie en een oostelijk daarvan tussen de boerderij Van Schie in het zuiden en die van De Groot aan de noordkant. Langs de er ten zuiden van liggende Kruiskade is er een dubbelsloot en tussen de meerdere boskavels liggen vier smalle slootjes. Het westelijke plasje is ongeveer half zo groot als het oostelijke en heeft aan de noordrand een vrij fors aangroeiende moerasvegetatie van riet en vooral lisdodde. De oostoever heeft een smalle rietkraag. De oostelijke plas meet ongeveer een derde van de Amaliaplas en is voor ongeveer de helft dichtgegroeid, dit verlandingsproces  zet zich voortdurend voort. Na de Amaliaplas is deze aangaande alle vogelsoorten het soortenrijkst en dichtst bevolkt. Van winterbelang en beslist bijzonder is de bijna jaarlijkse overwintering van de Roerdomp in het riet van de plas. In het broedseizoen 2010 was er sprake van 14 territoria/broedparen, verdeeld over 4 soorten: 2x Fuut, 1x Grote Canadese Gans, 1x Nijlgans en 10x Meerkoet. Beheer:  Omdat deze plas veel kleiner is dan de Amaliaplas is het voeren van een gedifferentieerd beheer beslist moeilijker. Want: waar kies je voor? Watervogels of moerasvogels?  Wel is het duidelijk dat verlanden en bosvorming hier  nadeel berokkent aan de relatief dichte en gevarieerde moeras- en ruigtevogelpopulatie. Maar ook aan de mogelijkheden voor de open-water-vogels. Ook de jaarlijks overwinterende Roerdomp(en) dient/dienen zeer zeker  in het overwegen van het beheer te worden betrokken.

Sectie 6: Compier

Helemaal aan de oostkant bevindt zich een plas die, met de sloten aan weerskanten van de Kruiskade erbij, wat meer dan half zo groot is als de Amaliaplas. Deze bood in 2010 kraamkamerhuisvesting aan 12 broedparen. Dit waren 4 soorten, te weten Fuut 2x, Knobbelzwaan 2x, Canadese Gans 1x en Meerkoet 7x. Beheer:  Het kan aanbeveling verdienen de ruigtebegroeiing op de open delen van de Kruiskade meer kansen te geven voor de vestiging van  ruigtevogels als Bosrietzanger en ook Grasmus. Aan het open-water-gedeelte lijkt niet echt wat te worden veranderd.

Sectie 7: Menken

De meest oostelijke plas in het onderzoeksgebied is – inclusief de sloten - zowat even groot als die in de vorige sectie, maar duidelijk gevarieerder met begroeiing omzoomd. Noordelijk van het Spookverlaat en bijna tegen de N11 aan ligt het zogenaamde Driehoeksbos, helemaal omringd door soten en een brede sloot die de twee boskavels van elkaar scheidt. In het broedseizoen 2010 konden in totaal 12 territoria van “open-water-vogels” worden ingetekend, behorende tot maar 2 soorten, namelijk Fuut 2x en Meerkoet 10x. Beheer:  afhankelijk van de keuze voor bepaalde vogelsoorten wordt vernatting / uitdunning dan wel verruiging / verlanding aanbevolen. Gezien de verschillende biotopen en de relatief grote oppervlakte van de sectie kunnen er ook meerdere beheerskeuzes worden gemaakt en uitgevoerd.  De grote plas biedt variatie genoeg.

achterkant VWG-Amaliahut eilandje voorkant Amaliahut voorjaarspracht Driehoeksbos bij N11

 

Wat kunnen we nu met deze uitkomsten aangaande de vogelsoorten van het open water concluderen?

Vergelijken we de zeven moeras- en ruigtesecties over achtereenvolgens de jaren 1995, 2000, 2005, 2008 en 2010, dan ontrolt zich het onderstaande beeld aangaande de aanwezigheid van de verschillende soorten en aantallen territoria/broedparen [hierbij zijn per sectie geen aantallen Wilde Eend en Soepeend opgenomen, wel in de eindtotalen over de 5 vermelde seizoenen (zie de onderste twee horizontale rijen)]:

sectie

 

1995

2000

2005

2008

2010

alle secties              over de vijf telseizoenen                 

gemiddeld                                  per sectie over de vijf                                telseizoenen

omschrijving

soorten / terr./bp 

soorten / terr./bp

soorten / terr./bp

soorten / terr./bp

soorten / terr./bp

soorten/terr. 

soorten/terr. 

1.      Oostvaart

        2   /      2

        2   /      3

        2   /      4

        2   /      3

        3   /      5

  5 /    17

  2,2 /  3,4

2.      Beukeboom

        1   /      3

        3   /      3

        3   /      5

        5   /      9

        4   /      8

  7 /    28

  3,2/   5,6

3.      Koot

        0   /      0

        0   /      0

        2   /      3

        5   /      7

        3   /      5

  6 /    15

  2,0 /  3,0

4.      Amalia

        2   /      5 

        4   /      9

        6   /    17

      10   /    24

        9   /    22

10/     77

  6,2/ 15,4

5.      Van Schie

        3   /      3

        4   /      8

        4   /    14

        4   /    14

        4   /    14

  7/     53

  3,8/ 10,6

6.      Compier

        2   /      2

        2   /      5

        4   /    10

        5   /    12

        4   /    12

  6/     41

  3,4/   8,2

7.      Menken

        2   /    11

        2   /    10

        3   /    11

        4   /    12

        3   /    12  

  4/     56

  2,8/ 11,2

1 t/m. 7  Wilde eend en Soepeend

        2  /     ++

        2   /    73

        2   /    97

        2   /  123

        2   /    76

  2/     369     *   * = excl. 1995 WE+SE

   2,0/ 92,3    *  * = excl. 1995  WE+SE

totaal open water gebieden over de vermelde 5 seizoenen

  5 (7)   /    27++ (++  = exclusief  W.Eend/S.Eend)

        8   /  111

      10   /  161

      13   /  204

      11   /  154

14 / 656

9,8/131,2++

gemidd.aant.terr./jr.alle secties 5 teljr.

5,4 (excl.WE+SE)

           22,2

           32,2

          40,8

           30,8

     131,2

----------------

gemidd.aant.srten/jr.alle secties 5 tljn.

            2,8

             3,8

             5,2

            7,4

            6,4

         9,4

----------------

Analyses en conclusies:

Bekijken we de zeven secties vergelijkenderwijs dan zien we – mede door de grote variatie in oppervlakte en habitats – bij het  totale  aantal soorten  flinke onderlinge verschillen.

Het meest soortenrijk blijkt sectie 4 (Amalia) met 10 soorten over de vijf telseizoenen. Met allebei 7 soorten doen de secties 2 (Beukeboom) en 5 (Van Schie) het vergelijkenderwijs ook nog wel positief. Net onder het gemiddelde van 6,4 zitten sectie 3 (Koot) en 6 (Compier) met elk 6. Matig is de situatie in sectie 1 (Oostvaart) met 5 (is relatief klein) en toch eigenlijk wel slecht in sectie 7 (Menken), met slecht 4 soorten in de vijf weergegeven telseizoenen.

Bij het totale aantal territoria/broedparen blijkt de toestand niet altijd gerelateerd aan de soortenrijkdom. De onbetwiste koploper is ook hier sector 4 (Amalia) met 77 territoria/broedparen (gemiddeld per teljaar 15,4). Na een aardig “gat” volgen vlak achter elkaar de sectoren 7 (Menken) met 56 (gemiddeld 11,2) en 5 (Van Schie) met 53 (gemiddelde van 10,6). Met 41 staat sector 6 (Compier) waar 41 territoria(gemiddeld 8,2) zijn genoteerd, als vierde tevens middelste in de rij van de zeven deelgebieden. Een matige bezetting vertoont sector 2 (Beukeboom) met 28 territoria/broedparen (gemiddeld 5,6). Sector 1 (Oostvaart) is relatief klein aangaande  open wateroppervlak en staat mede daardoor voorlaatste met 17 (gemiddeld 3,4). De rij wordt gesloten door sector 3 (Koot), waar 15 (gemiddeld dus maar 3,0) broedparen konden worden vermeld; ook hier is sprake van relatief weinig oppervlak aan open water.

Natuurlijk zijn niet alleen verschillen in grootte verantwoordelijk voor een goede, matige of slechte bezetting van een deelgebied. Ook de inrichting aangaande het wateroppervlak, de voedselsituaties en de verstoringsgevoeligheid spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol. Dit geldt voor het zich wel of niet vestigen van soorten en binnen dat kader weer aangaande het aantal territoria/broedparen. Het gaat echter wel wat erg ver om op deze aspecten dieper in te gaan, omdat deze rapportage is bedoeld als weergave van de vogelkwaliteit en –kwantiteit als zodanig en niet als specifiek onderzoek naar/van situaties die de vogelstand beïnvloeden.

Toch is het interessant, zinvol, verfrissend en ook verbredend/verdiepend om jaarlijks bij de rapportage een vogelgroep te relateren aan het hele onderzoeksgebied gedurende de jaren van inventarisatie. In 2008 is hiermee begonnen, aangaande het rapport over 2011 zou het min of meer voor de hand liggen om habitatcategorie nummer vier uit de rapportages “Overige Habitats” eraan  toe te voegen. Toch zie ik hiervan af omdat het in het geval van dit onderzoeksgebied om slechts zeven vogelsoorten gaat, die er (bijna) allemaal maar sporadisch en/of met erg lage aantallen voorkomen. Het is dan niet reëel om allerlei situaties en gegevens te gaan vergelijken, voor zover er al voldoende relevante gegevens kunnen worden samengeschraapt.

Daarom ligt het mijn bedoeling om als “special” bij het volgende verslag (2011)  extra aandacht te geven aan  de categorie “Vogels van de Rode Lijst 2004 en de Europese Vogelrichtlijn 1979”.  Hierbij zullen o.a. ook de in 1985 en 1994 uitgebrachte Nederlandse Rode Lijsten worden betrokken.

9          Landschapsbeheer SBB/VWG in relatie tot broedvogels

In het uitgebreide rapport over 2006 en voorgaande jaren aan Staatsbosbeheer is een aantal keuzemogelijkheden voorgelegd en zijn aanbevelingen gedaan aangaande “broedvogels en beheer”.  Ook in deze verslagaflevering is hieraan wat aandacht gegeven. Dit alles met het oogmerk  om met meer succes bepaalde broedvogelsoorten te bewegen hun voortplantingsactiviteiten in het gebied te activeren. Of om aan meer broedvogels in dunner bevolkte delen binnen het gebied mogelijk wat meer verantwoorde vestigingsmogelijkheden te bieden. Ook is het dan wellicht mogelijk bepaalde soorten voor uitsterven in het gebied te behoeden.

Sinds 2007 is er jaarlijks hierover wel op de een of andere manier contact tussen de beide coördinatoren Landschapsbeheer  en Broedvogelinventarisatie aangaande landschapsbeheer in combinatie met vogelrijkdom. Mede als gevolg hiervan worden bij de halfjaarlijkse besprekingen met Staatsbosbeheer aangaande de plannen m.b.t. het Landschapsbeheer in het onderzoeksgebied steeds meer de broedvogelinventarisaties betrokken. Als gevolg hiervan wordt ook de benadering van SBB “breder” en is een aantal  ideeën opgenomen in de werkplanning voor de knotseizoenen.

Intussen is in het knotseizoen 2007/2008 op enkele afgesproken plekken uitdunningswerk gedaan. Tijdens de knotwinter 2008/2009 zijn op een paar andere plaatsen (o.a. het meest zuidoostelijke boskavel nabij de N11) ook dergelijke acties uitgevoerd. Gedurende het knotseizoen 2009/2010 werd de bossectie tussen de Oostvaart en het Oostvaartfietspad  (vier boskavels met smalle slootjes ertussen) na overleg met SBB op meerdere plaatsen flink aangepakt, en wel onder het motto dat forse uitdunningen en het creëren van faseringen in de vegetatielagen een duidelijke aanzet geven tot het aanvoeren van meer lucht en licht en daardoor meer mos-, kruid- en struiklaagvegetatie bevorderen. Dit is dan weer gunstiger voor een meer gevarieerde en talrijkere vogelbevolking. Ook in het knotseizoen 2010/2011 staat er weer het nodige op het programma. Resultaten? We zullen het gaan ervaren.

vitrine en toegangspad naar Amaliahut Amalia-eilandje met broedmogelijkheden Visdief Leo en Sjon speurend naar Grauwe Vliegenvanger

 

 Al met al tot besluit van dit onderdeel enkele traditioneel wordende slogans:  SSS = Samen Sturen Sterk, en:  SOS = Samenwerking Ons Streven !!!

10      Informatie aangaande het karteren

Sinds 2006 is de kartering aangaande de territoria/broedparen digitalaal. De soortenweergave is daarin verdeeld in acht aparte hoofdstukken van elk zeven pagina’s, te weten:

  1. zwemvogels;
  2. roofvogels, uilen, hoenders, koekoek, ijsvogel, spechten;
  3. ralachtigen
  4. Vervolgens geeft een afsluitende negende kaartenset  een totaalbeeld van de territoria/broedparen verdeeld over vier habitat-categorieën (zie zonodig hiervoor de uitgebreide uitgave aangaande de Broedvogelinventarisatie 2006) met daarbij ook de weergave van de territoria van de zich gevestigd hebbende populatie Rode Lijst 2004 / Europese Blauwe Lijst– en Europese Vogelrichtlijnsoorten.

Deze laatstgenoemde uitwerkingen maken de populatiedichtheid van de in een bepaald leefgebied thuishorende soorten en de soortenverspreiding zichtbaar. Hierdoor kan bijvoorbeeld inzicht worden verkregen in verstorende invloeden binnen het onderzoeksgebied en worden daarnaast mogelijkheden voor beheersmaatregelen en/of –ingrepen ter bevordering van de vogelstand bespreekbaar gemaakt. En wellicht zijn er meer factoren die langs deze weg zichtbaar gemaakt kunnen worden.

11      Slot

Ook gedurende het afgelopen broedseizoen 2010 beleefden de aan de inventarisatie meegewerkt hebbende Vogelwerkgroepleden [,,,,en (deze laatste als nachtronde-ervaringsdeskundige)] weer veel genoegen.  

Natuurlijk kon de kennis van het vogelleven in meerdere opzichten weer wat worden aangescherpt en uitgebreid.

Ook de verslaglegging is een bron voor kennisvermeerdering (meten is weten …..), uitdiepen (de z.g. jaarlijkse specials) en voldoening.  

 Dus stappen we vol goede moed en met veel plezier het nu alweer 17e inventarisatieseizoen 2010 in.  Als dit verhaal (zijnde de rapportage aan Staatsbosbeheer) verkort in De Braakbal nummer 32-1 (maart 2011) te lezen is zijn we daarmee alweer gestart ………

,,en Sjon pauzeren verdiend Nu nog wel, straks niet meer: interpretatie-papierwinkel  bureau Bert Sjon,enmet volle mond, maarmet open oor

 

 

 

Nieuwsgierig ?                Een keertje meelopen ?           In teamverband leren meewerken ?         Interesse in het bijbehorende bureauwerk ?                           Geluidenkennis opdoen of opvijzelen ? Opleiden voor t.z.t. een eigen onderzoeksgebied ?  Gezelligheid combineren met natuurbeleving ?

Gezond buiten wandelen ?   Of toch (ook) nog wat anders ?

Neem dan in elk geval eens contact op met de VWG-coördinator Broedvogelinventarisatiesen teamleider Spookverlaat/Kruiskade:

  (071-5893006, e-mail: bert.vaneijk@hetnet.nl , of anders rechtstreeks via de VWG-activiteiten).

 

En dan nog iets: behalve het natuurgebied Kruiskade/Spookverlaat wordt ook het SBB-weidevogelreservaat/Europees Vogelrichtlijngebied/Natura 2000-gebied  “De Wilck”  door leden van onze vereniging (vanaf  het jaar 2000)  jaarlijks op broedvogels geïnventariseerd.

Dit gebeurt (voor een groot deel) op een andere manier dan bij het Spookverlaat: namelijk  volgens de instructies  / richtlijnen van het Landelijk Weidevogelmeetnet.

 

Hierin  geïnteresseerde verenigingsleden of andere belangstellenden kunnen desgewenst voor informatie terecht bij de teamleider inventarisaties tevens Wetlandwacht voor en van Vogelbescherming Nederland aangaande dit gebied:

Wilckplasje bij vallende avond

 

 

tekst en foto’s: