Broedvogelinventarisatie 2001

2001 was het negentiende broedvogelinventarisatie-overzicht van het Leiderdorpse park "De Houtkamp" (incl. de Heemtuin). Het betreft hier een zogenaamd polderpark: oorspronkelijk een weidegebied, gelegen in de Zijllaan- en Meijepolder. Aan het einde van de jaren '60 werd de aanplant gedaan, hoewel er al een aantal oude bomen stond. Uit de eerste 15 jaar zijn geen inventarisatiegegevens bekend, in 1983 is voor het eerst gepoogd de broedvogelbevolking te tellen/in kaart te brengen. Het credo voor de autodidact was: al doende leert men. Volgend jaar hoop ik het dus voor de twintigste keer te doen. Het is maar de vraag of ik er daarna mee zal doorgaan: de gemeente Leiderdorp geeft niet bepaald de indruk veel interesse in de gegevens te hebben en er wat mee te doen; daarnaast is het niet altijd leuk langzamerhand jaarlijks tevoren al te weten welke soort als broedvogel waar zit, vaak ook vanaf wanneer en soms zelfs met hoeveel. Na 20 jaar veldwerk zijn er straks zeker trends/conclusies weer te geven. Gelukkig heeft de scherpe aantalsdaling

van het jaar 2000 zich in 2001 niet doorgezet (ruim 5% groei). Vergeleken met enkele jaren geleden doen de moerasvogels het duidelijk minder goed. Aan de westkant zou onrust door vissporters een oorzaak kunnen zijn. Maar ook aan de oostzijde (Heemtuin) is de stand gezakt, naar de oorzaak kan zonder nader onderzoek slechts worden gegist. Het ouder worden van de parkbegroeiing heeft ook gevolgen: Fitis en Tuinfluiter worden relatief schaars, ook een pioniersoort als de Heggenmus vertoont een dalende tendens. Voorts ging de Holenduif ging sterk achteruit, de Turkse Tortel kom je tegenwoordig veel meer in woonwijken dan in het park tegen. Het Sperwerpaartje bracht minstens 1 jong groot, de Roodborst blijkt een van de dominerende parkvogelsoorten te worden. Bij de Huismus geldt het tegengestelde: de soort lijkt binnen de parkgrenzen op uitsterven te staan. De Rietgors werd voor het eerst niet territoriaal binnen de datumgrenzen waargenomen, wel op 2 plekken ervoor. Voor de Vink vormt de Houtkamp blijkbaar nog steeds geen optimaal leefgebied: slechts twee late vestigingen. Bij Zwartkop en Tjiftjaf zien we flinke aantalschommelingen, ondanks de veroudering van de biotoop vertonen deze soorten geen structurele groei. Ook terugval bij Ekster en Gaai, het lijkt aannemelijk dat de oorzaak hiervan moet worden gezocht in de groei van de Zwarte Kraai-populatie van een naar drie territoria sinds 2000. Groenling en Putter zijn marginale soorten geworden (tuin- respectievelijk laan- en straatbroedvogel). Bij Kool- en Pimpelmees zijn de gegevens van het nestkastenbeheer aanvullend in het totaalgebeuren verwerkt.