Broedvogelinventarisatie 2002

In zijn totaliteit daalde het aantal territoria/broedparen met 44: van 377 naar 333, dit betekent een teruggang van 11,7 %. Slechts een paar soorten deden het goed:
  • staartmees (+ 67%)
  • ekster (+ 27%).
Een relatief fikse neergang werd geconstateerd bij een flink aantal:
  • wilde eend (- 36%),
  • turkse tortel (-50%),
  • grote bonte specht (-33%),
  • heggenmus (-50%),
  • roodborst (-26%)
  • zanglijster (-33%),
  • bosrietzanger (-33%),
  • zwartkop (-43%),
  • fitis (-100%),
  • gaai (-40%)
  • huismus (-50%).

In een aantal gevallen is dit niet helemaal onlogisch: denk aan zogenaamde pioniersoorten, landelijke achteruitgang, een toch al geringe presentie en mogelijke ondertelling bij zogenaamde 'moeilijke' soorten. Ook de steeds meer geïsoleerde ligging van het park ten opzichte van het buitengebied speelt beslist een niet onbelangrijke rol, alsook de komst van de sperwer als predator sinds 1999 en de groei van het aantal territoria van de zwarte kraai sinds het jaar 2000.