Broedvogelinventarisatie

Een aantal leden van de Vogelwerkgroep houdt zich o.a. bezig met broedvogelinventarisatie, soms al vele jaren lang. Op dit moment is men actief in een zestal gebieden, verspreid over de verenigingsregio. De onderstaande opsomming staat in volgorde van "anciënniteit".

  1. Stadspark "De Houtkamp" (incl. Heemtuin) in Leiderdorp vanaf 1983;
  2. Weidevogelreservaat en Europees Vogelrichtlijngebied "De Wilck" in Hazerswoude vanaf 2000, met gegevens uit andere bron vanaf 1992;
  3. Natuurgebied "Spookverlaat/Kruiskade" in Hazerswoude vanaf 1995;
  4. Natuurgebied "Heemgebied De Kromme Aar" in Alphen aan den Rijn vanaf 1996;
  5. Stadspark "Ericapark" in Alphen aan den Rijn vanaf 1999;
  6. Natuurgebied "Noord Aa" nabij Zoeterwoude vanaf 2001.

Als speciaal project loopt de inventarisatie van Huiszwaluwen.

De gegevens van de Noord Aa (Zoeterwoude) beslaan alleen het jaar 2001. Het betreft een eigendom van Staatsbosbeheer, vallend onder de sectie Westervoorden (kantoor in Den Haag). In 2001 werd er voor het eerst broedvogelinventarisatiewerk gedaan (SOVON-BMP-methode). In het aangrenzende gebied de Weide Aa wordt ook geteld.

Het aantal broedvogelsoorten in het Stadspark Ericapark (Alphen a/d. Rijn) varieerde in de jaren 1999 tm. 2001 van 22 tot 25. Jaarlijks waren er tussen 100 en 144 territoria/broedparen, waaronder Groene en Grote Bonte Specht. Methode: SOVON-BMP. In het najaar 2001 werd er een Notenkraker waargenomen.

De broedvogel-jaarreeksen van het Heemgebied De Kromme Aar (onderdeel van het recreatiegebied Zegersloot-Noord, Alphen a/d. Rijn) zijn ontvangen vanaf 1996 tm. 2001. In laatstgenoemd jaar kon een deel van het gebied wegens de MKZ-crisis niet worden geïnventariseerd. Gedurende deze zes jaar werden territoria/broedparen van 45 vogelsoorten vastgesteld (SOVON-BMP-methode). Het jaar met het laagste aantal soorten was 2001 (32), dat met het hoogste (38) 1997. In 1999 werden de minste territoria/broedparen genoteerd (174), de meeste (228) in 1996; gemiddeld over de 6 jaar waren het er 203.
Op de broedvogel- en waarnemingslijsten staan o.a. Ooievaar, Roerdomp, Woudaap, Kwak, Zomertaling, Sperwer, Boomvalk, Ransuil, IJsvogel, Groene Specht, Nachtegaal, Rietzanger, Blauwborst, Beflijster, Vuurgoudhaan, Matkop en Grauwe Klauwier. Er zijn (tm. 2001) 87 vogelsoorten in het gebied waargenomen.

Spookverlaat en Kruiskade

Het natuurgebied Spookverlaat/ Kruiskade is eigendom van Staatsbosbeheer (sectie Westervoorden, kantoor in Den Haag). Het beslaat in langgerekte vorm ongeveer 25 ha en bestaat sinds einde jaren '80 als gevolg van natuurcompensatie na ruilverkaveling in het Rijnstreekgebied. Er kan extensief worden gerecreëerd (wandelgelegenheid, beperkte vismogelijkheden, de vogelobservatiehut "Amalia" is er geplaatst door en eigendom van de Vogelwerkgroep). De biotoop bestaat uit een oude houtkade (Kruiskade), bosjes, plasjes, sloten, moeras en ruigte. Het gebied wordt begrensd door een weg, boerenerven en weilanden. De Vogelwerkgroep doet er sinds de jaren '80 aan landschaps- en nestkastenbeheer en heeft er aan het begin van die periode een ooievaarpaalnest geplaatst.

Sinds 1980 worden de vogelwaarnemingen door de Vogelwerkgroep geregistreerd. Zeker in de beginjaren is echter niet altijd duidelijk aangegeven of een soort in het officiële natuurgebied of er vlakbij op de aanliggende weilanden/boerenerven werd waargenomen. In elk geval blijkt er vanaf de weg naar weerskanten alleen al met het blote oog/een open oor veel te zien/horen; op deze manier zijn tm. november 2001 niet minder dan 162 vogelsoorten waargenomen, inclusief 11 exoten/mengvormen en 2 overvliegend zonder terreinbinding. Soorten als Bastaardarend (jan. '01), Roodhalsfuut, Grote Zilverreiger, Roerdomp, Woudaap, Koereiger, Kwak, Ooievaar, Krooneend, Rode Wouw, Visarend, Ruigpootbuizerd, Slechtvalk, Blauwe Kiekendief, Porseleinhoen, Morinelplevier, Bokje, Krombekstrandloper, Poelruiter, IJsvogel, Velduil, Blauwborst, Nachtegaal, Paapje, Beflijster, Grote Karekiet, Baardman, Wielewaal en IJsgors zijn incidenteel tot regelmatig gezien/gehoord.
De plas bij de vogelobservatiehut huisvest het hele jaar door allerlei eendensoorten, in de nazomer/herfst is er o.a. doortrek van o.a. Purperreiger en worden allerlei steltlopersoorten plus de IJsvogel gezien.

Vanaf 1995 wordt het gebied op broedvogels geïnventariseerd (SOVON-BMP-methode). Tm. 2001 zijn 55 soorten als territoriumhoudend/broedpaar vastgesteld. Het laagste jaaraantal in soorten is 35 ('96), het hoogste 46 ('01); wat territoria/broedparen betreft scoorde 1996 het laagst (240), de jaren 2000 en 2001 leverden beiden het getal 371 als hoogste score.

De meest voorkomende broedvogelsoorten zijn Fuut, Fazant, Hout- en Holenduif, Winterkoning, Bosrietzanger, Kleine Karekiet, Koolmees, Pimpelmees, Zwarte Kraai en Rietgors. Verder o.a. Ooievaar (op paalnest sinds 1995), Buizerd (territoriaal vanaf '99, broedgeval in '01), Sperwer, Boomvalk, Waterral (vanaf '00), Ransuil, Grote Bonte Specht, Groene Specht, Nachtegaal ('97), Rietzanger, Spotvogel, Ringmus. Met name de vogelbevolking van de bosjes verandert in samenstelling naarmate de begroeiing ouder wordt.

De Wilck

De Wilck is ruim 120 ha groot, is een natuurgebied, heeft wat broedvogels aangaat de status van weidevogelreservaat en is daarnaast sinds 30 maart 2000 Europees Vogelrichtlijngebied voor met name de Kleine Zwaan als wintergast. Het ligt in de gemeente Rijnwoude, tussen Hazerswoude-Rijndijk en Hazerswoude-Dorp, tegen de grens met Zoeterwoude. Eigenaar is Staatsbosbeheer (sectie Westervoorden, kantoor in Den Haag); namens Vogelbescherming Nederland vervultde functie van Wetlandwacht, dit in verband met de Europese status van het gebied. De biotoop bestaat uit weiland, sloten, plas, plasdras, een bosje en wat riet. De openheid van het landschap maakt het gebied kwetsbaar, behalve over een pad langs de noordrand is het daarom niet toegankelijk.

De vogelwaarnemingen worden sinds 1982 door de Vogelwerkgroep geregistreerd. Sindsdien zijn er (situatie tm. november 2001) 112 vogelsoorten waargenomen, inclusief 8 exoten/mengvormen en 3 soorten overvliegend zonder terreinbinding. Soorten als Slechtvalk, Grote Zilverreiger, Lepelaar en Blauwe Kiekendief zijn jaarlijks met meerdere individuen te zien, verder o.a. zeldzaamheden als Kleine Zilverreiger, Visarend, Morinelplevier, Poelruiter, Krombek- en Temmincks Strandloper, Velduil, IJsvogel, Rouwkwikstaart. Veel steltlopers en eenden, in nazomer/herfst doortrek van o.a. Purperreiger; buiten de broedtijd regelmatig grote tot zeer grote aantallen Kleine Zwaan, Smient, Kievit, Goudplevier, Kemphaan en Wulp. Het in de nazomer van 2000 uitgegraven plasje in het oostelijke deel beïnvloedt zowel het aantal waargenomen soorten als individuen positief.

Vanaf 1992 is het gebied op broedvogels geïnventariseerd, sinds 2000 gebeurt dit door enkele leden van de Vogelwerkgroep (systeem Weidevogelmeetnet). Tm. 2001 zijn 37 soorten territoriumhoudend of als broedpaar vastgesteld; het laagste jaaraantal is 13 (1998), het hoogste 25 (1999 en 2001). Het laagste aantal territoria/broedparen bedraagt 215 (1997, Wilde Eend niet meegeteld), het hoogste 511 (2001). Grootste aantallen per soort: Grutto 80 ('94), Tureluur 43 ('01), Scholekster 52 ('01), Kievit 63 ('01), Slobeend 31 ('99), Zomertaling 5 ('93, '00, '01), Kuifeend 13 ('99), Meerkoet 97 ('01), Veldleeuwerik 47 ('00), Graspieper 16 ('96), Gele Kwikstaart 7 ('96). Verder o.a. Bergeend, Wintertaling, Boomvalk, Kwartel en territoria van Kemphaan en Watersnip. Kortom, een weidevogelreservaat met een hoge broedvogeldichtheid in de westelijke helft.

De Houtkamp

De Houtkamp is een stadspark van plm. 19 ha (incl de Heemtuin), bestaat sinds plm. 1968 en ligt centraal in de bebouwing van Leiderdorp. Het heeft de bestemming van recreatiegebied, waarbij waar en wanneer mogelijk aan natuurlijk beheer wordt gedaan. De invloed van het ontwerp-gemeentelijk Centrumplan op de inrichting van het park is momenteel nog niet echt duidelijk. De biotoop bestaat uit speelweiden, bosjes, waterpartijen, moeras, ruigte, kleinschalige heemtuin met o.a. duinweide, veenkom, rietmoeras, beekje, natte en droge hooiweide, enz.; verder een kinderboerderij en wat bebouwing (restaurant, Milieu Educatief Centrum, e.a.).
Er hangen 75 nestkasten, eigendom van en beheerd door de Vogelwerkgroep sinds 1985. Het park wordt sinds een aantal jaren vrijwel volledig door bebouwing omsloten, deze isolering lijkt negatief op de soort- en aantalwaarnemingen door te werken.

De vogelwaarnemingen worden sinds 1980 geregistreerd, tm. 2001 zijn er 134 vogelsoorten met terreinbinding genoteerd, inclusief 10 exoten/mengvormen. Een aantal van de wat meer bijzondere waarnemingen: Dodaars, Pijlstaart, Brilduiker, Nonnetje, Grote Zaagbek, Purperreiger, Roerdomp, Havik, Wespendief, Bokje, IJsvogel (vrijwel jaarlijks), Draaihals, Boomleeuwerik, Grote Gele Kwikstaart, Nachtegaal, Roodbosttapuit, Paapje, Bef- en Grote Lijster, Sprinkhaan- en Rietzanger, Fluiter, Vuurgoudhaan (jaarlijks), Baardman, Wielewaal, Goud- en Appelvink, Barmsijs.

Vanaf 1983 wordt het park op broedvogels geïnventariseerd, sinds een aantal jaren volgens de SOVON-BMP-Methode. Opmerkelijk is, dat de uitkomsten van de eerst gebruikte telmethode vrijwel vloeiend overlopen in die van de BMP. Denkelijk wordt 2002 het laatste (20e) jaar in de onafgebroken reeks, mogelijk dat daarna wordt overgegaan op een interval van ± 3 jaar. Tot en met 2001 zijn 49 vogelsoorten als broedpaar of territoriumhoudend vastgesteld. Het laagste soortenaantal (30) werd in 1984 geconstateerd, het hoogste (37) in 1989, in 2001 werden 35 soorten genoteerd. Het laagste aantal territoria/broedparen werd in 1984 geregistreerd (345), het hoogste in 1993 (459), het jaar 2001 leverde er 377 op. Wat opvallende broedvogelsoorten: sinds 1999 de Sperwer met jaarlijks 1 paartje, vanaf 1996 maakt het park deel uit van een territorium van de Groene Specht, de Grote Bonte is present vanaf 1987. De Houtduif is er erg talrijk: jaarlijks ± 40 paren, verder vooral relatief veel kleine zangvogels(oorten) door de verscheidenheid aan biotopen.

Het echte veldwerk

Veldwerk doen valt om den drommel niet mee, het is werkelijk iets heel anders dan een dagje "vogelen". Heb je tijdens een vogelkijkdag ergens in den lande bijvoorbeeld voor de vijfde keer een Putter gezien, dan let je er in het vervolg van de dag niet meer op en zo gaat het dan met veel soorten.

Broedvogels inventariseren is een activiteit van een totaal andere orde: van het begin tot het eind dien je uiterst geconcentreerd tewerk te gaan en voortdurend alles wat je ziet en/hoort te registreren. Of je een soort maar eenmaal of drie honderd achtendertig keer tegenkomt maakt totaal niet uit. Verder heb je nog te maken met een fiks aantal coderingen (oplopend van 1 tot 16) die de zwaarte m.b.t. "broeden" aangeven (van: "volwassen individu in broedbiotoop zonder broedaanwijzingen" oplopend tot "nest met jongen"). Dan zijn er ook nog behoorlijk wat soorten die geen broedbinding met het gebied hebben, maar toch allemaal worden geregistreerd (zoals bijvoorbeeld meeuwen in verband met predatieaspecten, mogelijk toekomstige broedvogels die er kort verblijven, enz.).

In het geval van "De Wilck" komt daar nog eens bij dat er om het gebied heen wordt gelopen en je dus genoodzaakt bent constant alert te zijn op het perceelnummer waarmee je op dat moment te maken hebt. Doe je dit niet dan belanden de waarnemingen niet op de juiste plek op de kaart met alle mogelijke gevolgen daarvan. Alleen ten behoeve van de inventarisatie van het aan het plasje grenzende bosje met bijbehorende riet- en ruigtebegroeiing wordt vanuit zuidelijke richting een insteek gemaakt om de zich daar ophoudende vogels beter en completer te kunnen waarnemen. Ook is het van belang de waarnemingscoderingen bij het noteren zodanig te combineren dat je later aan je buro tijdens het "clusteren" (dit is het "territoriaal" samenvoegen van de tijdens de vier ronden gedane waarnemingen) niet in de fout gaat en daardoor bijvoorbeeld op irreële aantallen territoria uitkomt.

Het gaat er dus heel anders aan toe dan bijvoorbeeld bij de broedvogelinventarisatie van het Spookverlaat, waar je zowel helemaal rondom het gebied loopt maar ook alle bosjes (gepast voorzichtig om zo min mogelijk te verstoren) betreedt om die nader op presentie te onderzoeken.

Tijdens een ronde is er sprake van een driedelige strikte taakverdeling: een persoon fungeert als waarnemer, deze observeert met de telescoop een perceel met bijbehorende slootkanten en sloten en benoemt hardop en duidelijk de individu(en) van de soort die hij ziet, telkens waar hij dit ziet en de hoedanigheid van de waarneming (ofwel de broedcodesituatie). Nummer twee van het drietal fungeert als cartograaf en noteert op de kaart in het betreffende perceel of de begrenzende sloot exact wat de waarnemer allemaal aanduidt. Het is dus duidelijk dat er tussen deze beide lieden een wederzijds sterk vertrouwen moet zijn alsook een prima verstandhouding met de nodige duidelijke afspraken, anders gaat er veel mis en/of is men veel langer bezig dan nodig is. De derde waarnemer neemt bij elke ronde het noteren/turven van alle niet-broedvogels (overvliegend, verblijvend) voor zijn rekening (ook hierover maakt men afspraken) en turft tijdens ronde 2 alle mannetjes van de Wilde Eend en Soepeend omdat deze op die manier worden "behandeld". Al met al: eerste klas teamwork.

Een weidevogelgebied inventariseren is ook een kwestie van "doordouwen en volhouden". Zo kun je vooral in april nog te maken hebben met behoorlijk lang aanhoudende vrieskou. Ook sta je bij de starttijd (bijvoorbeeld half zeven) die is afgesproken wel eens een vol uur "voor nop" omdat er sprake is van grondmist die het waarnemen verhindert. In mei/juni kan de temperatuur tot onaangename hoogten oplopen; als Pluvius tijdens een ronde flink in actie komt heb je geen enkele schuilmogelijkheid en kun je bovendien eigenlijk niet eens meer op papier werken. Verder plegen de vele in allerlei staten van onderhoud verkerende hekken een aanslag op de klimconditie en moet je jezelf daarbij ook nog regelmatig hoeden voor prikkeldraad op "kruishoogte", enz., enz. Ook - vooral tijdens ronde 2 - ben je regelmatig langer dan een uur of zes achtereen bezig: "vierkante ogen", "trillende schrijfhand", concentratieverlies enz. eisen dan echt wel hun tol van de waarnemers.

De grote stimulans is echter het in de buitenlucht midden tussen de ook vocaal ononderbroken actieve weidevogels bezig te zijn en juist in het belang van die weidevogels. Ook al ben je allang een "routinier": telkens leer je toch weer wat bij. Voeg daarbij een brok eensgezindheid en gezelligheid tussen de inventariseerders, en de "besmetting" is verklaard. Als dan na dagenlang burowerk en afsluitend interpretatie-overleg het resultaat bevredigend, goed of zelfs beter dan het voorgaande jaar blijkt te zijn kun je jezelf weer gelukkig prijzen dat je in het verkrijgen van deze gegevens en conclusies een groot aandeel hebt gehad. Daarnaast worden er naar aanleiding van allerlei bevindingen dikwijls gegevens/suggesties voor het beheer aangevoerd.


Voor meer informatie over tellingen kunt u met contact opnemen.