Samenvatting van 5 jaar wintervogeltellingen Een rondje Rijnstreek kan op een doorsnee oktoberdag 1000 wilde eenden opleveren. In november moet een vogelaar niet vreemd opkijken als hij 20 buizerds in de kijker krijgt. In december staan er 140 wulpen op het programma, terwijl een fietser in januari makkelijk 14 grote zaagbekken kan tegenkomen. Wie in februari 170 waterhoenen aantreft ziet niets uitzonderlijks, terwijl in maart een dikke 800 scholeksters standaard zijn.

Andere minder vaak waargenomen soorten uit de beschouwde soortgroepen zijn roerdomp, kwak, lepelaar, heilige ibis, wilde zwaan, kleine rietgans, grote canadese gans, indische gans, casarca, bergeend, pijlstaart, topper, carolina-eend, bruine kiekendief, smelleken, waterral, bonte strandloper, witgatje, zwarte ruiter en groenpootruiter. Ook de soepeend en de soepgans (dit zijn bastaarden van wilde eend en grauwe gans met de tamme boerderij-eenden en ganzen) komen algemeen in de Rijnstreek voor, maar zijn pas vanaf winter 1999/2000 apart op het telformulier vermeld. Hierdoor is van deze soepsoorten geen reeks beschikbaar. In 1999/2000 was het seizoensmaximum voor de soepeend 219 en voor de soepgans 60.

Bijzondere overwinteraars

  1. AalscholverHet was even wennen in de jaren '90, toen de eerste rijtjes aalscholvers vleugeldrogend langs de sloten verschenen. Inmiddels is de aalscholver een vaste wintergast die zich alleen door heftige vrieskou laat verdrijven. De hoogste aantallen worden doorgaans in de eerste helft van de winter gezien, maar ook dan blijven de aantallen beperkt tot enige tientallen exemplaren.
  2. KnobbelzwaanDe gemiddeld seizoensmaximum voor de Rijnstreek als geheel bevindt zich zelfs op een niveau van 322 exemplaren. De dichtheid aan knobbelzwanen in de Rijnstreek van 6,5 exemplaren per 100 hectare kan de vergelijking met het erkende Nederlandse knobbelzwanebolwerk Krimpenerwaard (nationaal kampioen met 9 zwanen per 100 hectare) goed doorstaan.
  3. Kleine zwaanDe Rijnstreek Zuid is een belangrijk gebied voor kleine zwanen. Regelmatig houdt zich hier 1 tot 3% van de Noordwest-Europese populatie van 17.000 exemplaren op. Dit gegeven werd voor het eerst vastgelegd in het rapport "Overwinterende kleine zwanen in het gebied tussen Leiderdorp/Zoeterwoude/Hazerswoude-Dorp/Alphen aan den Rijn/Hoogmade" (Mannaart, 1991) dat gegevens bevatte uit de periode 1985 tot 1991. Deze rapportage was samen met aanvullende gegevens uit de periode tot 1995 aanleiding voor de VWG om in 1995 bij de rijksoverheid een verzoek in te dienen tot aanwijzing van het reservaat De Wilck en de directe omgeving als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn.
  4. Ganzen In het noordelijk deel van Zuid-Holland is de Lagenwaardse Polder met afstand de beste plek om naar ganzen te kijken. Behalve op duizenden riet- en kolganzen maakt een vogelaar hier kans op alle andere soorten ganzen.
  5. In de Rijnstreek komen per telling gemiddeld 5 à 6.000 smienten voor. Het gemiddelde seizoensmaximum bedroeg over de onderzochte periode bijna 10.000 exemplaren. Dit komt dicht in de buurt van de 1%-norm voor smient, die 12.500 bedraagt. Hoewel in veel telgebieden groepjes smienten kunnen worden waargenomen, is het voorkomen sterk geconcentreerd in het vogelreservaat De Wilck. Over het algemeen bevindt zich in dit slechts 127 hectare grote reservaat grofweg de helft van alle in de Rijnstreek getelde smienten.
  6. De slechtvalkis een van de spectaculairste wintergasten in de Rijnstreek. Sinds 1993 worden slechtvalken jaarlijks overwinterend waargenomen. Ging het in eerste aanleg om 1 exemplaar, recentelijk zijn 3 exemplaren de gehele winter aanwezig. Uit een vondst van een geringde dode slechtvalk bij Hazerswoude kan worden afgeleid dat het hier om Zweedse vogels gaat. (Werkgroep Slechtvalk Nederland 1997).
  7. Meerkoet Per telling bevinden zich gemiddeld zo'n 2000 exemplaren in de Rijnstreek. Het gemiddelde seizoensmaximum loopt tegen de 3000 stuks.
  8. Kievit De kievit is de talrijkste vogel in de Rijnstreek. Tijdens de tellingen is gebleken dat zich wel 20.000 kieviten in dit gebied op kunnen houden. Een groep van 12 tot 14.000 exemplaren in februari 1997 is het maximum dat tot dusverre is geteld.
  9. Goudplevieren zijn meer doortrekker dan wintergasten. De piek van de doortrek ligt meestal in september en bedraagt jaarlijks 10 tot 12.000 vogels.

Conclusie

Dankzij vijf winters vogels tellen is er nu een goed beeld van het voorkomen van wintervogels in de Rijnstreek. De Rijnstreek blijkt een vogelrijk gebied, waar naast spectaculaire soorten (bijvoorbeeld grote zilverreiger, slechtvalk) ook hoge aantallen kunnen worden waargenomen (bijvoorbeeld goudplevier en kievit). Het gebied is van erkend internationaal belang voor de kleine zwaan en de smient. De betekenis van de Rijnstreek voor de knobbelzwaan en ganzen wordt in de recente literatuur onderschat. Bij de knobbelzwaan is dat te verklaren door het tot 1995 gebrekkig uitgevoerde telwerk. Bij de ganzen is het te verklaren, omdat het bezoek van duizenden toendrarietganzen en kolganzen een fenomeen van de laatste jaren is. Uit de vergelijking van de gegevens die voortkomen uit de telweekenden met die uit de veldwaarnemingen blijkt dat de tellingen een onderschatting opleveren van het gebruik dat de vogels daadwerkelijk van de gebieden maken. In die zin is het gebruik van "seizoensmaxima" op basis van de officiële tellingen minder maximaal dan het klinkt. Het is opmerkelijk hoe ganzen en zwanen er soms in slagen zich met name buíten de telweekenden in de Rijnstreek te vertonen. Het is maar goed dat ze ook dan niet aan de aandacht van de wakkere Rijnstreekse vogeltellers ontsnappen. Binnen de Rijnstreek zijn er twee duidelijke hot-spots voor vogels: De Wilck en de Lagenwaardse Polder. De Wilck is een natuurreservaat in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer en als speciale beschermingszone aangewezen onder de vogelrichtlijn. Het gebied is daarmee afdoende beschermd. Gezien de bijzonder hoge aantallen wintervogels zou Staatsbosbeheer dit "weidevogelreservaat" overigens beter "vogelreservaat" kunnen noemen! De Lagenwaarde Polder staat daarentegen nog niet op de kaart in het natuurbeleid. Het gebied heeft dringend bescherming nodig: de naastgelegen Polder Gnephoek zal binnen afzienbare tijd sneuvelen voor woningbouw ten behoeve van het al maar groeiende Alphen aan den Rijn. De Lagenwaardse Polder is niet alleen voor de wintergasten interessant, maar ook voor weidevogels en de hier broedende zwarte stern (Alblas en, 1999). Het gebied zou door een op de natuur toegesneden beheer verder aan waarde kunnen winnen. Het wordt daarom hoog tijd dat de uitgestelde begrenzing van 100 hectare reservaat in de ecologische hoofdstructuur in dit gebied snel rond komt (Provincie Zuid Holland 1997). De ervaringen met De Wilck wijzen uit welk een toegevoegde waarde een natuurreservaat in de Rijnstreek heeft.

Het volledige rapport is beschikbaar (107 kB)

Voor meer informatie over tellingen kunt u met contact opnemen.