Start » Waarnemingen » Rijnstreek » Wintertellingen 2001-2002 - | |
Rijnstreek
» Wintertellingen
» 1995-
» 1996-
» 1997-
» 1998-
» 1999-
» 2000-
» 2001-
» 2002-
» 2003-
» |
|
Afgelopen winter werd een gedenkwaardig record gevestigd door onze wintervogeltellers. Niet één teller liet ook maar één keer verstek gaan, zodat het maximale aantal telformulieren binnenkwam. Een 10 dus op de trouwheidsindex! Kennelijk had ons tellercorps de smaak ook dit zevende telseizoen nog steeds te pakken. En met recht, want er werden weer veel vogels gezien onder prima weersomstandigheden. Het aantal waargenomen soorten bereikte een respectabele hoogte van 106. Welke VWG kan nog meer bogen op het volgende rijtje: roerdomp, kleine zilverreiger, grote zilverreiger, blauwe reiger, purperreiger, ooievaar, lepelaar en heilige ibis? Dat zullen er niet veel zijn…Over de getelde aantallen doet dit artikel weer verslag. Het weer Het was wederom een zachte winter. Voor de laatste koude winter moeten we alweer teruggaan naar seizoen 1996/97…. Tijdens het eerste telweekend in oktober was het 20 graden en kwamen de tellers veel wandelaars en fietsers in korte broek tegen. In Cronesteyn werden zelfs kinderen in zwembroek in de waterspeelplaats waargenomen! Dit mooie weer zorgde voor veel trek van zangvogels. Al met al was oktober warmer dan september. Pas in de tweede week van november konden we de eerste nachtvorst noteren. In het telweekend zelf was het zacht en windstil: heerlijk telweer dus. In de week voorafgaand aan de decembertelling heeft het goed gevroren. De poldersloten lagen dus dicht. Grotere open wateren waren echter nog volledig open. In het weekend was de zaterdag somber met ijzel en de zondag zeer zonnig. Januari begon met een stevige vorstperiode, die tijdens het telweekend op zijn einde liep. Toen waren de meeste telgebieden echter nog geheel bevroren. Na de midwintertelling zette de dooi wel erg stevig door. De temperaturen liepen zelfs op tot 15 graden. Pas vlak voor het telweekeinde van februari kon weer de eerste nachtvorst genoteerd worden. Tijdens een zonovergoten februari-telling werd uit veel telgebieden dan ook ijs met open water gemeld. Dit ijs was in maart allang weer gesmolten toen de tellers onder een vriendelijke voorjaarszon hun leuke werk konden doen. Rijnstreek noord beslaat grofweg het gebied ten noorden van de Oude Rijn en ten zuiden van Does en Wijde Aa, tussen Leiderdorp en Woubrugge. Het telt circa 2500 hectare. Voor 12 soorten werd hier afgelopen winter een nieuw aantalsrecord gevestigd. Nieuwe top-seizoensmaxima waren er voor ooievaar (5), heilige ibis (18), knobbelzwaan (216), zwarte zwaan (2), nijlgans (68), bergeend (21), krakeend (75), wintertaling (107), soepeend (69), waterhoen (187), scholekster (558) en oeverloper (3). Daar stonden duidelijk lage aantallen voor kievit en goudplevier tegenover. Gek dat er wel een voor maart ongekend aantal van 1200 goudplevieren bijin de Hondsdijk ging zitten….. Opvallendste aanwezigen waren afgelopen winter de knobbelzwanen. Hiervan nemen de aantallen de laatste jaren duidelijk toe. Een totaal van 170 in één telgebied (Achthovenerpolder, februari) was in het werkgebied van onze VWG nog niet eerder vertoond. Omdat 100 van deze zwanen ook uit de Hondsdijkse Polder zijn gemeld (de dieren passeerden tijdens het telweekend de grens tussen de polders) sloop er een dubbeltelling in de totalen, waarvoor in de tabel is gecorrigeerd. Ook de kleine zwaan deed het weer eens goed met 111 exemplaren in januari. De Lagenwaardse polder werd in die maand verrast door een langdurig pleisterende groep (maximaal 140) waarbij zich ook veel knobbelzwanen, 2 zwarte zwanen en 4 wilde zwanen bevonden. De kolgans maakte zijn naam als telling-mijder weer waard. Duizenden ganzen bezochten wekenlang de Lagenwaardse Polder, behalve dan tijdens de tellingen….. Vanaf begin december tot half februari konden 1000 tot maar liefst 8000 ganzen worden geteld. In hun gezelschap ook brandganzen (maximaal 10), grauwe ganzen (max 14), kleine rietganzen (max 8) en toendrarietganzen (max 450). Maar goed, dat kon dus allemaal niet op de telformulieren worden genoteerd. Peet signaleerde in zijn telgebied een afname voor de torenvalk, een trend waarover je voor deze soort landelijk wel meer hoort. Kunnen we op grond van de telgegevens van de afgelopen 7 winters inderdaad tot een afname in ons werkgebied concluderen? Ik ben bang van wel…. Voor de Rijnstreek noord ging het per seizoen getelde aantal TV-tjes van 96 in de eerste 2 seizoenen via 80 in 1999-00 naar 59 afgelopen seizoen. Ook voor de Rijnstreek als geheel is een gestage daling opgetreden van 171 in 1995/96 naar 120 de afgelopen 2 seizoenen. Wellicht moeten we met de valkjes "bidden" voor betere tijden? Ook in de Rijnstreek zuid werd door de tellers weer goed geboerd. Dit gebied beslaat grofweg het areaal tussen Weipoort en Alphen, ten zuiden van de Oude Rijn en ten noorden van Hazerswoude Dorp. Het getelde gebied meet bijna 3000 hectare. Voor maar liefst 15 van de 52 soorten waarover dit artikel rapporteert werden nieuwe aantalrecords gevestigd. Het betrof dodaars (3), fuut (37), roerdomp (2), blauwe reiger (65), grauwe gans (454), kolgans (304), wintertaling (193), slobeend (255), kuifeend (206), waterral (3), waterhoen (269), bokje (2), grutto (426), wulp (423) en tureluur (44). Daar staat tegenover dat er tijdens de tellingen geen patrijzen zijn gezien; ze zijn er wel, blijkens de rubriek veldwaarnemingen, maar de dichtheid is kennelijk erg laag. Weinig waarnemingen ook van de goudplevier, van oudsher een kenmerkende soort voor dit gebied. Met nog geen 300 doorgegeven vogels werd een dieptepunt bereikt. Buiten de tellingen werden incidenteel nog wel concentraties opgemerkt in de Groenendijkse Polder: 400 op 13 september, 4500 op 17 september en op 19 november 4000 exemplaren. Opmerkelijkste soort was eigenlijk de roodborsttapuit. Deze soort wordt slechts zelden in ons werkgebied gezien, maar deze winter waren er opeens overwinterende exemplaren. In december konden tellers er 2 noteren voor de Boterpolder. In januari zat er 1 in de Polder Oost- en Westgeer en 2 in de Riethoornse Polder. In februari werden er van de eerste 2 locaties 2 gemeld, terwijl de Alpense Polder er in maart 2 herbergde. Ook opmerkelijk is het gegroeide ganzenbezoek aan de Rijnstreek zuid. Was de Rijnstreek noord vroeger het exclusieve domein van deze soortgroep, afgelopen winter begon zuid goed mee te doen, al blijven de aantallen vooralsnog ruim onder de 1000 steken. Bij 4 tellingen werden kolganzen opgemerkt, in de Barre-, Riethoornse en Oostbroekpolder. De grauwe ganzen boekten zoals gezegd een nieuw record op 454 stuks. Buiten de telling werd op 28 december in de Droogmakerij-noord bovendien een groep van 550 toendrarietganzen opgemerkt. De kleine zwanen waren tijdens de tellingen dun gezaaid. Van een seizoensmaximum van 61 worden we niet vrolijk. Natuurlijk waren er gedurende het seizoen veel meer te zien. Zie daarvoor de specifieke kleine zwanen-publicatie die in de Braakbal verschijnt. Qua aantallen scoorden vooral de kievit goed met rond de 10.000 in oktober en november. Op de tweede plaats de smient, waarvan zich 4 tot 8.000 exemplaren in dit gebied ophouden, waarvan het overgrote deel in De Wilck. Op de derde plaats staat de wilde eend, met tussen de 1000 en 2000 exemplaren. In de tussencategorie vallen vooral wulp en slobeend op. De eerste soort, in de nazomer met 500 tot 1000 exemplaren present op de slaapplaats in De Wilck, verlengt zijn verblijf tot in november met een paar honderd vogels. De 255 slobeenden die in november op het plasje De Wilck zaten zullen hopelijk geen incident blijken. Speciale SBZ-tellingen De SOVON wil de aangewezen Speciale Beschermingszones (SBZ) onder de Vogelrichtlijn (nog) beter gaan monitoren op aanwezige vogels. Zo ook "onze" Wilck. Dit betekent dat aanvullend op de maandelijkse tellingen van oktober tot en met maart nu ook in september en april geteld gaat worden. Dit geldt voor de Wilck zelf, maar ook voor de aangrenzende polders. De betreffende tellers zijn al op de hoogte gesteld en doen natuurlijk allemaal mee. Zodat ons werkgebied in de toekomst nog beter op de ornitologische kaart komt te staan! Rest mij nog alle trouwe tellers in het zonnetje te zetten: , Jan de Gelder,,,,,,,,,, ,en . |
|
Voor meer informatie over tellingen kunt u met contact opnemen. |