|
Start » Waarnemingen » Rijnstreek » Wintertellingen 2000-2001 - |
Rijnstreek
» Wintertellingen
» 1995-
» 1996-
» 1997-
» 1998-
» 1999-
» 2000-
» 2001-
» 2002-
» 2003-
» |
Veel soorten dus, maar het gaat bij het telwerk natuurlijk om de aantallen. In de tabellen op de volgende bladzijden worden de resultaten van het telwerk gepresenteerd voor de groepen vogels waarvoor de wintervogeltellingen met name bedoeld zijn: watervogels, roofvogels en steltlopers. Dit is alweer deel 6 van het jaarlijkse verslag over de wintervogeltellingen in ons werkgebied. Hier werden door 14 tellers 19 telgebieden geïnventariseerd. Dit is 1 telgebied minder dan voorheen, want de Munnikenpolder is in verband met de aanleg van de HSL omgetoverd tot een gronddepot. Dit telgebied leverde de afgelopen winters slechts bescheiden aantallen vogels op, zodat de gevolgen voor de totalen van de Rijnstreek-noord beperkt zullen zijn.
De januari-telling viel in het begin van de tweede vorstperiode. De polders waren tijdens de telling nog niet geheel dichtgevroren, zodat zich nog vrij veel vogels in het gebied bevonden. De februari-telling was voor de tellers erg koud (wind), maar door temperaturen boven nul niet erg winters. Het voorjaar diende zich toen al aan in de vorm van honderden scholeksters en kieviten. Bij de maarttelling hetzelfde beeld: vernikkelende tellers zagen hun eerste (kleumende) grutto's.
Zoals gewoonlijk trokken de ganzen van de Lagenwaardse Polder de meeste aandacht. De soortensamenstelling was divers, met steevast een enkele brandgans, regelmatig toendrarietganzen (kleine aantallen, eenmalig tot 2000? Ex), een paar keer kleine rietganzen (tot maximaal 115) en een enkele keer grauwe ganzen. De hoofdmoot bestond echter uit kolganzen, die vroeger dan ooit present waren (oktobertelling) en ook langer bleven (tot en met de maart-telling). De verlenging van het ganzenseizoen wordt dus ook bij ons merkbaar. Wat aantallen betreft braken de kollen alle records. Op ?? werden 8500 ex?? gezien. Hiermee werd de 1%-norm (voor kolgans 6000) voor de tweede achtereenvolgende winter ruimschoots overschreden. Uit de officiële wintervogeltellingen komt de toename van het ganzenbezoek overigens maar beperkt naar voren (zie tabel). Tijdens de telweekenden verbleven er tot ergernis vanenduidelijk lagere aantallen dan door de weeks.
Toch mochten deze twee heren niet klagen, want in november hadden zij de meest spectaculaire telling van het seizoen. De korte tijd plas-dras staande Lagenwaardse Polder was namelijk razendsnel door de vogels ontdekt, en nog wel uitgerekend in het telweekend. Zodoende verschenen op het telformulier 4000 smienten, 40 krakeeenden, 65 wintertaling, 480 wilde eenden, 6 pijlstaarten en 20 slobeenden, hetgeen zeer ongebruikelijk is voor deze polder. De 9500 kieviten van december mochten er overigens ook zijn.
Ook andere tellers hadden hun piek-momenten. Zo krikten de 580 wulpen diein januari in de Vlietpolder turfde de Rijnstreekse records flink op. Peet&Rien, het onverschrokken tellersduo van Gnephoek, Polder Vrouwgeest en Wijde Aa, mochten nu naast de Heilige Ibissen een topscore van 97 knobbelzwanen uit de Gnephoek noteren (februari). Dergelijke concentraties zijn zeldzaam gebleken, de afgelopen jaren. Een nieuwe record seizoensmaximum was dan ook het gevolg. Een andere soort die in dit oostelijke deel van de Rijnstreek steeds vaker voorkomt is de bergeend. De seizoenstotalen ontwikkelden zich van 0 in 1995/97 via 2 in 1997/98, 0 in 1998/99 en 11 in 1999 tot maar liefst 42 in de afgelopen winter. Het lijkt erop dat deze soort naar het westen oprukt, want in eerdere jaren werden al bergeenden gemeld uit de oostelijker gelegen Polder Vierambacht door Stef Strik en Dinky van Berkel.Ontwikkelingen die deze winter zichtbaar waren betroffen een toename van de krakeend, een schaarste aan de "wintersoorten" zoals b.v. zaagbekken, wat minder roofvogels (maar wel de vestiging van slechtvalk als regelmatige hoogspanningmastzitter), minder meerkoeten en meer tureluurs in maart (111, dat is 10 keer zo veel als gebruikelijk). De goudplevier, van oudsher toch een typische soort voor dit gebied, is daarentegen deze herfst en winter vrijwel niet opgemerkt (700 ex. in de Genphoek op 28 augustus was het seizoensmaximum).
De Rijnstreek zuid beslaat grofweg het gebied tussen Weipoort en Alphen, ten zuiden van de Rijn en ten noorden van Hazerswoude Dorp. Het getelde gebied meet bijna 3000 hectare. Van de 11 telgebieden werden 65 telformulieren ingeleverd, waarmee de "zuid-tellers" met hun score van 99% zelfs nog vollediger waren dan hun noordse collega's.
Net als in de Rijnstreek noord blonken de goudplevieren door afwezigheid. Ook ven buiten de tellingen kwamen geen aantallen van betekenis binnen. Collega plevier de kievit, liet daarentegen in november een mooi aantal van 9121 stuks noteren. Het kan dus wel! De kleine zwanen deden wel wat er van ze verwacht werd. In het Belangrijk Vogelgebied De Wilck zaten tijdens de midwintertelling een keurige 209 exemplaren te fourageren. Samen met de aantallen uit de Oostbroek- en Riethoornse Polder kan van een alleszins bevredigend kleine zwanen seizoen gesproken worden. Ook de knobbelzwanen deden het goed. Januari leverde een seizoensmaximum op van maar liefst 297 exemplaren, met name dankzij de 96 stuks in de Riethoornse Polder. Voor de hele Rijnstreek kwam het totaal deze maand op 416, hetgeen een nieuw record is. Verrrassend genoeg konden er deze winter ook ganzen gescoord worden bezuiden de Oude Rijn. & Jan, onze spotters in de Barrepolder betrapten daar in januari 8 brandganzen en 7 rotganzen, terwijl iets oostelijker in december door een anderemet zijn maatje150 kollen werden gezien. De nijlgans zit, hoewel de facto geen gans, wel in de lift. In de rijnstreek zuid is deze soort nu met 11-25 exemplaren aanwezig. De smienten deden ook weer van zich spreken. Met 6690 lag het seizoensmaximum voor de Wilck iets onder gemiddeld. Het maximum voor de Rijnstreek zuid (9717 in februari) werd echter slechts een keer eerder overtroffen (maart 1998). Andere eenden met goede aantallen waren de krakeend, wintertaling wilde eend en soepeend. Ook in dit deel van ons werkgebied werden goede aantallen wulpen gezien. Aad en Henk telden 307 exemplaren in november in de Groenendijkse Polder en 132 ex De Wilck in december. De opmars in de tellingen van deze grote steltloper zet daarmee door. Tenslotte is het aantal waargenomen soorten in de Rijnstreek zuid zo groot dat het allemaal niet meer in de tabel past. Daarom zijn de exoten daar uitgelaten. Het betrof (soort, seizoensmaximum) zwarte zwaan (2), soepgans (57), canadese gans (2), casarca (1), zwartkaptaling (1), soepeend (164) en mandarijneend (1). Rest mij nog alle tellers hartelijk te danken! Er zijn komend seizoen twee telgebieden in de Rijnstreek zuid vacant. Wie zin heeft om mee te doen kan contact met me opnemen. Ik zou zeggen: wie niet?Voor meer informatie over tellingen kunt u met contact opnemen. |