Analyse van het broedseizoen 2006
Tijdens de onderzoeksperiode (23 februari tot en met 2
september) werden 51 soorten als broedvogel vastgesteld. Dit is het hoogste
aantal in de twaalfjarige inventarisatieperiode, deze loopt van 1995 t/m
2006.
In totaal konden 492 territoria/broedparen worden geregistreerd. Dit
is het hoogste resultaat in de gehele periode 1995 t/m 2006. In zijn geheel
betekent dit resultaat een dichtheid van 19,7 territoria/ha (totale oppervlakte
25 ha).
Aangaande de Torenvalk bestond lang onzekerheid over
het al dan niet kunnen opvoeren van een territorium. Uiteindelijk is na
het interpreteren van zowel de rondegegevens als de uitkomsten van het
nestkastenbeheer geconcludeerd dat er geen redenen zijn aan te voeren
die het registreren van een territorium binnen het onderzoeksgebied rechtvaardigen.
Het aantal broedvogelsoorten dat voorkomt op de Rode Lijst 2004 was 8,
dat aangaande de Vogelrichtlijn 0.
Meerdere VWG-leden en andere waarnemers berichtten vanaf augustus tot
en met in elk geval december over de structurele aanwezigheid van een
vrouwtje Havik in en rond het gebied, meermalen is zij
speurend/jagend langs/tussen de bosjes gezien. Ook lijkt de vogel in de
onmiddellijke omgeving te overnachten. Haar aanwezigheid kan de aanzet
zijn voor het vestigen van een broedvogelterritorium in de (nabije) toekomst,
wat vergaande consequenties kan hebben voor de toekomstige (broedvogel)bevolking
in het onderzoeksgebied en daarbuiten.
Het veldwerk bestond uit 18 rondes, voornamelijk in de ochtend, verder
een aantal in de avond en/of nacht en een tweetal in de late namiddag.
Hieraan werkten de volgende leden mee:,,,,en.
Nestkastgegevens werden ter aanvulling verkregen van.
Tijdens de achttien bezoeken werden op, langs, rondom en boven het Spookverlaat
97 vogelsoorten waargenomen. De meest interessante waren:
- Roerdomp
- Purperreiger
- Lepelaar
- Waterral
- Oeverzwaluw
- Wielewaal
- Grote Barmsijs op 23-2 35 exemplaren
Details
Zowel het aantal broedvogelsoorten als territoria ligt hoog als dit wordt
vergeleken met andere onderzoeksjaren
vanaf 1995. In het verslagjaar 2006 was geen sprake van broedvogelsoorten
van de Vogelrichtlijn en werden 8 Rode Lijst 2004 soorten als territoriaal
aangemerkt. Kanttekeningen bij een aantal soorten met opmerkelijkheden aangaande
het in 2006 gehouden onderzoek:
Fuut (Podiceps
cristatus) Het parool “(bijna) elk plasje z’n eigen Futenpaar”
deed weer helemaal opgang. Uiteindelijk slaagden vijf van de tien paartjes
(50%) er in “zwemvlugge” jongen te produceren.
Blauwe
Reiger (Ardea cinerea) Hoewel de Kruiskade al jarenlang regelmatig
door meerdere Blauwe Reigers als slaapplaats wordt benut was het toch verrassend
om gesleep met takken, nestbouw en wat later een nestelende vogel in de
bosjes naast de Oostvaart te constateren. Omdat er op nog geen tien meter
van deze plek een Sperwer broedde is er om verstoringsgevaar te vermijden
van afgezien om later het nest op eventuele jongen te controleren. In ieder
geval is er sprake van een nieuwe broedvogelsoort voor het gebied. Op zichzelf
verheugend, anderzijds ligt direct aan de andere kant van de Oostvaart een
goed weidevogelgebied met jaarlijks heel wat kleine kuikens ……
alles heeft nu eenmaal zijn schaduwzijde.
Ooievaar
(Ciconia ciconia) Alweer succes op het door onze vereniging geplaatste paalnest:
één jong groeide op tot een vliegvlugge eiber.
Knobbelzwaan
(Cygnus olor) In totaal werden vijf nestelende paren geregistreerd, waarvan
er uiteindelijk slechts één nageslacht (7 stuks “zwemvlug”)
wist te produceren.
|
Spookverlaat |
Grote en Kleine Canadese Gans (Branta canadensis en
Branta hutchinsii) Bij deze soort blijkt de landelijke groeitrend van
toepassing: dit seizoen vier territoria/broedparen, uiteindelijk zwom
er één paartje Grote Canadese Gans met jongen rond. De rest
van de broedvogelpopulatie bestond uit twee stelletjes Kleine Canadese
Gans en een mengpaar Grote/Kleine.
Brandgans (Branta leucopsis) Al een aantal jaren probeert
een Brandgans-gent op alle mogelijke manieren nageslacht te verwekken.
Eerst via het met succes “versieren” van een gepaarde/nestelende
Canadese Gans en de laatste jaren door middel van een partnerschap met
een Grauwe Gans. Nu al voor het tweede achtereenvolgende broedseizoen
werd er door deze laatste meer dan een maand tevergeefs gebroed …….
Omdat de Brandgans in ons land als broedvogel zeldzamer is dan de Grauwe
Gans is dit broedpaar/territorium op de soortnaam Brandgans geregistreerd.
Torenvalk (Falco tinnunculus) Hoewel er meermalen één
of twee Torenvalken in/boven het gebied werden waargenomen bleek dit toch
niet voldoende voor het kunnen registreren van een territorium. Wel was
er een territorium ongeveer aansluitend westelijk van het gebied. Terzijde:
het deed zich voor het eerst in de twaalf jaren dat er is geïnventariseerd
voor dat deze soort binnen het gebied niet territoriumhoudend bleek. Het
is niet onmogelijk dat het slechte muizenjaar (zie bij de Ransuil) hiervoor
(mede-) verantwoordelijk is geweest.
Boomvalk (Falco subbuteo) Tussen de datumgrenzen zijn
herhaaldelijk één of twee adulte vogels baltsend of jagend
waargenomen. In ieder geval is er sprake van een territorium geweest.
Jongen zijn echter noch gezien noch gehoord, terwijl dit met name in augustus/september
toch een gewoon verschijnsel is. Het ligt voor de hand te concluderen
dat de extreem verschillende weersgesteldheden in juni, juli, augustus
een succesvol broedseizoen in de weg hebben gestaan (grote langdurige
neerslag- en temperatuurverschillen met een sterke negatieve invloed op
de insectenpopulatie in combinatie met uitdroging door de zonnehitte van
de eventuele jonge vogels).
Meerkoet (Fulica atra) Het aantal van 51 territoria is
het hoogste dat aangaande de Meerkoet in een twaalfjarige onafgebroken
cyclus van broed-vogelinventarisaties is geregistreerd. Maar in slechts
veertien gevallen was er uiteindelijk sprake van de hoogste broedcode
16 [oudervogel(s) met jongen]. Bij eveneens veertien paartjes bleef de
intimiteit steken op code 3 (paartje in geschikt broedbiotoop tussen de
datumgrenzen). Bij niet minder dan 23 stelletjes kwam de broedcode niet
hoger dan 13 (nestelende vogel). Aangaande deze laatste categorie was
het opvallend hoe vaak per paar van nestelplek werd veranderd, vaak zelfs
maar ± tien meter van de vorige leg- of nestelplaats verwijderd.
Er is tijdens de inventarisatieronden veel onrust tussen de territoriumhoud(st)ers
geconstateerd. Dit geeft alle reden om te veronderstellen dat er in feite
sprake was van overbevolking. Dit kan ook bij de broedcode 3-paartjes
hebben doorgewerkt, met als gevolg dat deze mogelijk gedwongen waren hun
territoria op marginale plekken te vestigen.
Koekoek (Cuculus canorus) Ondanks de landelijke daling
aangaande deze vogelsoort is het aantal van drie territoria (roepende
mannetjes) net als in 2004 het hoogste dat gedurende de twaalfjarige cyclus
voorkwam. Het gebied is lang (vanaf de noordpunt van het bosje naast de
N-11 in het oosten tot de Oostvaart in het westen ongeveer 2,5 km), maar
erg smal. Conform de richtlijnen aangaande fusie-afstanden is besloten
tot 3 territoria, maar het lijkt niet onmogelijk dat er op basis van de
oppervlakte van ruim 25 ha in werkelijkheid sprake was van maar 1 of 2
territoria.
Ransuil (Asio otus) Drie territoria, vastgesteld op basis
van òf visuele presentie òf territoriumroep met gebruikmaking
van een cd-speler. Eén à twee minder dan gewoonlijk. Bovendien
is noch tijdens de schemer- en nachtrondes door de tellers, noch door
andere verenigingsleden de voedsel-bedelroep van jongen gehoord. Klaarblijkelijk
is er niet gebroed, de oorzaak ligt mogelijk in een slechte muizenpresentie
en/of het erg laat ingezette voorjaar.
Bosrietzanger (Acrocephalus palustris) Een recordaantal
territoria van 10. Alleen de uitkomst van 1995 (9) benadert dit aantal.
Zes bevonden zich in de ruigten nabij de VWG-vogelobservatiehut “Amalia”.
Een drietal vestigingen werd geconstateerd in de vrij open ruigten, die
ontstonden nadat twee bospercelen in de winter 2004/2005 fors werden uitgedund.
Het tiende werd geregistreerd in wat ruigte direct oostelijk van het plasje
tussen de boerderijen van De Groot (Spookverlaat 8), Van Schie (Kruiskade
6) en Kompier (Spookverlaat 11).
Kleine Karekiet (Acrocephalus scirpaceus)
Ook deze soort heeft zich tijdens de verslagperiode in het hoogste aantal
ooit gemanifesteerd: 31 territoria. Uit de soortkaart blijkt dat er sprake
is van concentraties in drie afzonderlijke gebiedjes, de drie plasjes
nabij de Oostvaart vertonen een aanzienlijk lagere vestigingsdichtheid.
Boomkruiper (Certhia brachydactyla) Er kon slechts één
territorium worden ingetekend, in het centrum van het onderzoeksgebied.
In het oostelijk deel van de Kruiskade is de soort tijdens de datumgrenzen
niet waargenomen, terwijl de biotoop daar (o.a. veel oude knotwilgen)
toch zeker geschikt lijkt. Wel werden er direct na de laatste datumgrens
buiten het geregistreerde territorium meerdere roepende exemplaren gehoord.
Dit zou kunnen wijzen op rondzwervende jonge vogels.
Wielewaal (Oriolus oriolus) In precies hetzelfde bosje
(grenzend aan de westkant van de boerderij van Koot, Spookverlaat 3) als
in 1996 werd op 22 mei een herhaaldelijk en vrij langdurig zingende man
gehoord. Op grond van het aantal benodigde waarnemingen vanaf deze datum
moest worden besloten tot een territorium, wat trouwens ook tien jaar
geleden het geval was. Omdat er daarna noch door de tellers noch door
andere daar regelmatig komende verenigingsleden zang/roep werd gehoord
en er evenmin visueel iets werd waargenomen lijkt het er op dat de vogel
zich er niet blijvend heeft gevestigd. |