Analyse broedseizoen 2011
Alweer voor het zeventiende broedseizoen verkende het team, bestaande
uit,,,,en, veertien ronden lang het gebied
op broedvogels. Dit gebeurde in opdracht van Staatsbosbeheer regio West
en onder de BMP-vlag van van SOVON. Het veldwerk duurde vanaf 21 februari
t/m. 18 juli en zoals altijd lukte het weer om het eindverslag rond 15
december af te ronden en naar SBB en SOVON op te sturen.
|
|
|
Onderzoeksgebied Spookverlaat/Kruiskade |
Ingang “Amalia”-hut: o.a. de koffie- en lunchplek |
Koolmees territoria 2011 |
In meerdere opzichten was het een gemiddeld jaar, zowel wat de weersomstandigheden
als de totale uitkomsten aangaat. We kwamen uit op een totaal van 425 territoria/broedparen
(2010: 427), 52 broedvogelsoorten (2010: 50), 2 nieuwe broedvogelsoorten,
te weten Krakeend en Grauwe Vliegenvanger, 1 Vogelrichtlijnsoort (2010:
1) en 5 Rode Lijst-soorten (2010: 4). Bij de zangvogels werden 250 geldige
territoria genoteerd, de niet-zangvogels kwamen tot 175. De in totaal 52
soorten werden keurig verdeeld tussen niet-zangvogels (26) en zangvogels
(26).
Natuurlijk hoort er in een verslag een totaaloverzicht in tabelvorm met
de broedvogelsoorten en hun aantallen territoria/broedparen.
Maar een lijst met enerzijds 17 aparte onderzoeksjaren en anderzijds niet
minder dan 72 broedvogelsoorten gedurende de hele jarenreeks wordt wel een
erg groot en vooral vol geheel aan kolommen en cijfers. Best wat (te?) veelgevraagd
om door te nemen en ook nog ietwat onder de pet te houden ...
Algemene
observaties
Te land, te water en in de lucht was het tijdens de werkrondes dit seizoen
relatief rustig: we namen op, bezijden en boven het gebied 82 vogelsoorten
(inclusief exoten en “soep”soorten) waar. Dit is 16 minder
dan het seizoensrecord, dat sinds 2007 op 98 staat. Eruit sprongen vooral
de Groene Specht en Grauwe Vliegenvanger, bij de mannelijke Krooneend
bleek het om een escape te gaan. De ochtendronde van 21 februari was met
45 in/om/boven het gebied waargenomen soorten het stilst,die van 17 mei
het soortenrijkst met 63. De rustigste avondronde was die van 7 maart
(16 soorten), het drukst werd het op 1 april (34).
De gemiddelde dichtheid per ha over het hele gebied was 17,0 territoria/broedparen(2010:
17,1 en 2009: 18,8). Hoewel de totaaluitkomsten over 2011 vrijwel gelijk
zijn aan die van 2010 deden zich per soort toch soms flinke verschillen
voor. Dik in de min zaten o.a. fuut, fazant, meerkoet, tuinfluiter en
gaai, duidelijk in de plus waren bijvoorbeeld kuifeend, winterkoning,
rietzanger, kleine karekiet en spotvogel.
Zwanen,
ganzen en eenden
|
|
Futengeluk: veiligheid ernaast en erop |
Paartje waterhoentjes in hun element |
Bij de zwanen, ganzen en eenden was er een leuke nieuwkomer: met 1 territorium
werd de krakeend voor het eerst bijgeschreven. Slob- en kuifeend waren present
met 1 resp. 4 territoria, blijkbaar meet de autoclustering niet altijd met
precies eendere maten als wij voorheen deden achter het bureau ……..
Bij de nabespreking besloten we e. e. a. niet te wijzigen via een “aangepaste”
digitale input, omdat dan de uniforme landelijke werkwijze niet wordt gevolgd.
Een historisch dieptepunt bij de fazant: slechts 3 territoriale hanen;
de fuut had diens op één na slechtste seizoen, de scholekster
bezorgde goed nieuws: op het Amalia-eilandje werden meerdere jongen groot
en ook de ooievaars hadden succes (twee jongen vlogen uit, een derde –
fotobewijs is er – redde het al erg klein niet).
Roofvogels
en uilen
Denkelijk heeft het paartje haviken aardig huisgehouden onder meerdere
wat grotere vogelsoorten, want er zijn minstens 2 jongen op het nest vastgesteld.
Mogelijk waren hierdoor boomvalk en torenvalk alweer niet als broedvogel
present en wie weet heeft de absentie (na 12 jaar presentie) van de sperwer
(te weinig geldige waarnemingen) er ook mee te maken.
De buizerd bezette 3 territoria, waarbij in twee nesten jongen zijn
geconstateerd.
Voor het eerst sinds 1996 kon geen ransuilterritorium worden aangetoond
, evenmin zijn er jongen gezien of voedselpiepend gehoord.
Watervogels
en rallen
Zowel landelijk als bij ons zit het waterhoen sinds meerdere jaren flink
in de min: sinds 2008 blijft het aantal territoria onder de 10, terwijl
dit voorheen bij lange na niet het geval was bij deze niet bepaald winterharde
soort.
Duiven
Eind jaren ’90 zat de houtduif op zijn top met ± 30 broedparen,
in de loop naar 2010 daalde de stand steeds meer met in 2010 en 2011 nog
maar 9 territoria. Havikeninvloed? Ondertelling? In 2012 zijn we hierop
meer alert.
Overige
vogels
-
|
|
Pimpelmees laat zich zingend opvallend zien |
Gaai waagt zich buiten de beschutting, maar blijft in de buurt |
Verrassend was het 2e territorium in 17 jaren van de groene specht;
naarmate het broedseizoen vordert daalt de roepactiviteit snel zodat
de soort lang niet altijd precies tijdens een veertiendaagse ronde wordt
gehoord. Maar onze VWG heeft alerte, kundige en betrouwbare wintertellers:en, bedankt!
- Het blauwborstterritorium is voor het BVI-team discutabel, maar voldeed
op zich wel aan de regels.
- Neefje roodborst maakte in drie jaar een wel heel erg forse tuimeling:
van 8 via 3 naar 0 in 2011.
- Daarentegen leverde de rietzanger een topprestatie met maar liefst
7 territoria, een dik record.
- Als Rode Lijst 2004-soort scoorde de spotvogel onverwacht hoog (11
vestigingen), drie meer dan de tot nog toe hoogste presentie in 1995
en 2009. Zie voor deze soort ook verderop in de “Special”
(hoofdstuk 5).
- Grote onregelmatigheid zien we door de jaren heen bij de tuinfluiter:
nu weer een dalende curve, 9 territoria tegen 17 in 2010 en zelfs 21
in 2009.
- Daarentegen bezetten zwartkop, tjiftjaf en vink allemaal al wat langer
rond de twintig “eigen erfjes”.
- De fitis heeft het in een ouder wordend bos moeilijker, maar het kundig
uitgevoerde landschapsbeheer (b)lijkt op deze soort een positieve invloed
te hebben (2011: 8).
- Een tweede nieuwkomer in 2011 was de grauwe vliegenvanger, nota bene
ook nog een Rode Lijst-soort! Het jaar ervoor voldeed de presentie nog
niet aan de eisen, nu is er “zang” (nou ja ……..)
door drie teamleden gehoord terwijl men de vogel ook zag foerageren.
- Helaas lijkt de ringmus nu toch echt uitgestorven: voor het tweede
achtereenvolgende jaar niet aangetroffen ...
- Gaai en ekster lijken predatie door de Haviken te ondergaan, de laatstgenoemde
kraaiensoort heeft daarnaast ook nog concurrentie van de zwarte kraai
te duchten. De stand ervan is sinds 2006 amper aan veranderingen onderhevig,
toch opmerkelijk wegens de aanwezigheid een Havikenpaar met twee jongen.
- Tot slot de rietgors: met 6 territoria scoort deze precies gemiddeld,
door de jaren heen hoogstens 8 en minstens 4 vestigingen.
Per
biotoop
- Bekijken we de vogels van het open water als groep, dan kunnen we
13 (2010:11)soorten tellen met 136 broedparen (2010: 154).
- De moeras- en ruigtevogels scoorden met 6 (2010: 6) soorten 57 territoria
(2010: 45).
- De bosvogels waren zoals gebruikelijk overheersend: 28 (2010: 29)
soorten met 224 (2010: 223) “eigen erfjes”.
- Categorie 4, de overige soorten, kwam tot 5 soorten (2010: 4) met
6 (2010: 5) territoria.
Totaal bekeken vestigden 52 – evenaring record van 2008) –
soorten 425 (2010: 427) eigen woonerfjes.
Broedvogels
Rode Lijst 2004 + Europese Vogelrichtlijn 1979 / Natura 2000
|
|
|
Kruiskade |
“Bijbel”(?) voor vogelbeschermers |
Visdief trotseert de wind |
Van de tot en met het verslagjaar 2011 72 broedvogelsoorten in het gebied
staan er niet minder dan 14 op de Rode Lijst 2004, dit is nota bene wel
19,4%! Hiervan worden er ook nog eens 2 vermeld op de bijlage bij de Europese
Vogelrichtlijn. Qua soortenaantal is ons oudste VWG-kerngebied dus zeker
niet onbelangrijk als het gaat om in de gevarenzone vertoevende soorten.
Maar als de aantallen territoria nader onder de loep worden genomen past
toch wel weer enige bescheidenheid.
- De slobeend was geldig present met telkens 1 territorium in 1995,
1998 en 2011, de eerste twee keer zijn er ook pullen van enkele dagen
oud gezien.
- Alleen in 1995 had de boomvalk twee vestigingen, vanaf 1996 t/m. 2011
was er in 9 daadwerkelijke vestigingsjaren jaren telkens 1 territorium
en sinds 2008 is de soort geen broedvogel meer geweest (de gedane waarnemingen
waren onvoldoende).
- Daarentegen is de Koekoek wel alle zeventien onderzoeksjaren aanwezig
geweest: in 2004 en 2006 met zelfs 3 territoria, in 1998, 1999 en 2000
met 2 en de overige seizoenen werd volstaan met het bijschrijven van
1 vestiging. En mopperen mogen hierbij we toch niet: landelijk gaat
deze soort aanzienlijk achteruit.
- Ook de ransuil doet het in den lande slecht, bij ons echter was de
soort alleen maar in 1995 en 2011 zonder bewezen territoria. In de overblijvende
15 broedseizoenen werd tweemaal 1 vestiging genoteerd, vijfmaal 2 territoria,
eenmaal 3, zesmaal 4 en in 2004 zelfs 5! In totaal gaat het bij deze
soort om 44 territoria (gemiddeld 2,6 in 17 jaar of 2,9 in 15 jaar presentie).
- Veel bescheidener is de inbreng van de groene specht: in 2001 was
er een geldige zichtwaarneming en in 2011 een geldige roepwaarneming.
- De blauwborst staat zowel op de Rode Lijst 2004 ls op de bijlage van
de Europese Vogelrichtlijn1979. In totaal is deze mooie soort nu vijfmaal
met 1 vestiging present geweest: 2005 en 2008 t/m. 2011; meermalen zijn
er ook foeragerende jongen gezien. Voor de waarde van het gebied is
dit dus wel een bepalende soort. Het jaar 1997 was landelijk en regionaal
geweldig voor het broedseizoen van de nachtegaal, in allerlei tot dan
toe onbezette gebieden was de zang overduidelijk te horen. Zo ook langs
het Spookverlaat, zij het dat het om slechts 1 vestiging ging en daarbij
tot nog toe ook bleef.
- Eind mei 2005 trok de zich elf dagen kraszangend vertonende grote
karekiet (misschien wel te) veel belangstelling. Behalve een Rode Lijst-soort
is het ook een soort van de Europese Vogelrichtlijn. Bij deze ene toevals(?)treffer
(een elders verstoord exemplaar?) is het jammer genoeg gebleven.
- Op de spotvogel wordt hierna uitgebreid teruggekomen.
- De tweede nieuweling op de totaallijst is de grauwe vliegenvanger.
In 2010 waren de waarnemingen nog niet voldoende, maar in 2011 was het
wèl raak: behalve een Rode Lijst-soort betrof het ook de 72e
broedvogelsoort voor het gebied. Hopelijk blijkt deze onopvallende soort
een blijvertje.
- Dit laatste hoopten we ook bij de matkop, die zes jaren (2003 t/m.
2008 met vier keer 1 en tweemaal 2 vestigingen aanwezig was. Het lijkt
niet zo te mogen zijn: na 2008 is de teller op nul blijven staan.
- Nog een prachtige soort die onder de categorie toevalstreffers mag
worden gerekend: tweemaal met precies tien jaar ertussen weerklonk de
jodelende roep van de wielewaal op precies dezelfde plek nabij het bos
met de hoge populieren aan de westkant van boerderij Koot. In beide
gevallen wel een geldige waarneming voor notering op de lijst, maar
geen blijvend succes: doortrekkers op zoek naar een territorium en met
actief werkende hormonen om een gezellin middels hun zang te strikken.
- Het landelijke verhaal van de ringmus is iedere vogelkenner bekend
en ook hier gaat het volledig op: de eerste
vijftien onderzoeksjaren onafgebroken aanwezig, de laatste twee niet
meer. In de jaren 1995 t/m. 1998 zelfs nog met 9 of 10 territoria present
(gegevens nestkastenbeheer,en: hartelijk dank!). Via 5 in
1999 en 3 in 2001/2003 daalde stand tot nog 1 vestiging in 2009 en daarna
was het over …..
- Tot slot nog een marginale soort: de kneu kon slechts tweemaal worden
ingebracht: in 1995 en 2006. De eerste keer aan de noordrand van de
bosjes bij het Oostvaartpad en de laatste maal aan de westrand van het
“Driehoeksbos” nabij de N11.
Intussen is men al bezig met de voorbereiding van de Rode Lijst 2014
en het zal geen verbazing wekken als daarop ook de namen van drie soorten
zouden prijken die tot de broedvogelstand van het onderzoeksgebied beho(o)r(d)en,
te weten torenvalk (vanaf 2006 nog maar 1 keer broedvogel), spreeuw (in
2001 voor het laatst een bezette nestkast) en scholekster (vanaf 1996
vijf territoria/broedpogingen/broedsels, waarvan drie in de laatste vier
jaar). Maar het is niet de plaats en tijd om hierop nu nader in te gaan.
De spotvogel
1995 |
1996 |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
8 |
1 |
5 |
2 |
|
|
1 |
2 |
2 |
2 |
2 |
5 |
3 |
6 |
8 |
3 |
11 |
Afsluitend "de Spotvogel" de enige Rode Lijstsoort die voldoende
kan worden doorgelicht op basis van zowel aanwezigheidsjaren, territoria-aantallen,
vestigingslocaties en gedane beheerswerkzaamheden: de spotvogel.
Van de 17 onderzoeksjaren was de soort 15 broedseizoenen present, alleen
in 1999 en 2000 liet hij verstek gaan.
Tijdens die 15 keer was het totale aantal territoria in 61, wat gemiddeld
4,07 is (gerekend over de hele 17-jarige periode komt het neer op 3,59).
Van de 17 onderzoeksjaren zitten er 11 onder de gemiddelde presentie van
zeg maar 3,6 tot 4,1 territoria en 6 erboven. Van deze laatste zes pieken
er niet minder dan drie opvallend bovenuit: 1995 en 2009 met elk 8 en
2011 met een record van 11. Er was in 2011 dus zeker wel sprake van een
“bepalende” soort. De periode 1998 t/m. 2005 is relatief redelijk
stabiel op een laag niveau, verder valt er moeilijk steekhoudend commentaar
te geven omdat er in de reeks geen duidelijke aanknopingspunten zijn.
De oorzaken van de onregelmatige pieken, dalen en gelijkmatiger periode
ligt mogelijk (mede) aan situaties in de Afrikaanse overwinteringsgebieden.
Of (ook) aan de ligging van Nederland aan de uiterste westrand van het
broedareaal. In elk geval staat de soort niet voor niets op de Rode Lijst
en tijdens contact met SOVON (Jan-Willem Vergeer) bleek dat het daar direct
was opgevallen dat de spotvogel het bij ons erg goed had gedaan. Bij het vergelijken van de soortkaarten over de 17 onderzoeksjaren wordt
het meteen duidelijk dat er meerdere plekken zijn die een sterke vestigingsvoorkeur
genieten.
- In sectie 1 (vier boskavels tussen Oostvaartpad en Oostvaart) zijn
nog nooit spotvogelterritoria geweest.
- Sectie 2 (drie boskavels tussen Oostvaartpad en boerderij Beukeboom)
telt er in totaal 5.
- Sectie 3 (een boskavel direct westelijk van Koot en vier boskavels
tussen boerderij Koot en Amalia) doet het duidelijk veel beter: niet
minder dan 18. Wel met een concentratie van 12 aan beide kanten van
de toegangsweg van het Spookverlaat naar de boerderij. Nu wil het geval
dat in het boskavel direct westelijk naast Koot kort na de eeuwwisseling
fors door Staatsbos machinaal is gekapt (houtwinning), waardoor dit
deelgebied nieuwe begroeiingskansen kreeg. Sinds 2006 deden zich er
5 vestigingen voor, waarvan 3 redelijk dicht bij het toegangspad. Aan
de noordkant van dit toegangspad was destijds een nogal open situatie
qua begroeiing, waarin langzamerhand verandering kwam. Vooral de laatste
zes jaar was dit deel bijna jaarlijks bezet, over de hele periode gaat
het hier om 9 territoria.
- Sectie 4 (Amalia) is ook een concentratiegebied, en wel nabij de
vogelhut (12 territoria). Eigenlijk is dit terrein al vanaf 1995 regelmatig
bezet geweest. Het is er vrij open, heeft veel vochtige randen met daarbij
gevarieerde overgangssituaties en zowel jong als ouder loofhout (spotvogels
foerageren graag hoog maar houden ook van jongere begroeiing). Een gratis
extraatje, nl. zangeducatie ter plaatse vanuit de comfortabele Amaliahut:
leer tijdens je verblijf daar de verschillen in zang tussen bijvoorbeeld
enerzijds spotvogel en bosrietzanger, anderzijds tussen zwartkop en
tuinfluiter steeds beter en gemakkelijker herkennen!
- Sectie 5 (tussen De Frankrijker en Compier) is ongeveer gemiddeld
met 7 vestigingen. De beide hakhoutpercelen bieden sinds de ingrepen
via het Landschapsbeheer zeker perspectief (4 vestigingen).
- Sectie 6 (Compier tot het toegangspad naar Menken) had maar drie territoria
en scoort dus laag, wat voor het hele broedvogelbestand hier trouwens
zo is. Tip: een punt van overleg tussen SBB en ons Landschapsbeheer
hierover lijkt zinvol.
- Sectie 7 (toegangsweg Menken tot Spookverlaatweg parallel westkant
N11) blijkt noordelijk van de weg (“Driehoeksbos”) een paradijs
voor de spotvogel: niet minder dan 13 territoria,en ook nog eens allemaal
vanaf 2006. Ook hier is destijds machinaal door Staatsbos erg fors aan
houtwinning gedaan, waarna ons VWG-Landschapsbeheer er sinds enkele
knotseizoenen nog aanzienlijk meer open ruimtes/stormschades heeft gecreëerd/creëert.
Dit alles bij elkaar had alleen maar heel erg duidelijke en schitterende
resultaten: de spotvogel zit hier dik in de plus!
|
|
|
de spotvogel-kernlocatie “Amalia” bij de hut |
de spotvogel-kernlocatie “Koot” tussen Koot en
Amaliahut |
de spotvogel-kernlocatie “Menken” met inkijk in
“Driehoeksbos” |
Alles bij elkaar tellen de drie “kernlocaties” (dicht langs
toegangspad Koot met 12 territoria, omgeving Amaliahut ook 12 en het “Driehoeksbos”
nabij de N11 met 13 vestigingen) bij elkaar 37 “eigen vogelerfjes”.
Omgerekend komt dit neer op ruim 60% van alle 61 vestigingen in de periode
1995/2011. Hiermee is duidelijk bewezen dat na forse beheersingrepen enkele
jaren later de vestigingsvoorwaarden voor de spotvogel flink verbeterd
(kunnen) zijn en dat de soort hier dan ook snel en dankbaar gebruik van
maakt. Wat voor de spotvogel geldt kan natuurlijk ook bij andere soorten
worden uitgeplozen aangaande de relatie beheerswerk/wijzigingen in de
broedvogelstand.
Landschapsbeheer
en broedvogelinventarisatie
In het periodiek overleg tussen SBB en de VWG (Landschapsbeheer) bestaat
wederzijds een open oor voor het bespreken van relatief wat grotere ingrepen
die o.a. voor de broedvogelstand positief kunnen uitwerken. Jaarlijks
krijgt de VWG-commissie Landschapsbeheer daarom ook op CD-rom het verslag
Broedvogelinventarisatie Spookverlaat/Kruiskade aangereikt, zoals dat
naar SBB en SOVON gaat. Op deze manier loopt de communicatie tussen de
werkgroepen Broedvogelinventarisatie en Landschapsbeheer prima en kan
het aspect “broedvogels” duidelijk en met kennis van zaken
bij Staatsbos tijdens het overleg aangaande Landschapsbeheer worden ingebracht.
En: zo nodig zijn er altijd nog “interne” babbels of e-mails
mogelijk tussen teamleden van breide groeperingen. Enkelen van hen zijn
ook nog eens actief in beide groepen.
Meer
van langer geleden?
Meer ontwikkelingen door de tijd treft u in het overzicht van alle onderzoeksjaren
vanaf 1995 tot heden
Meer
over 2011?
Dit verslag is een samenvatting van het “originele” rapport
aan Staatsbosbeheer regio West en SOVON.
|