Analyse broedseizoen 2008
Het afgelopen seizoen waren het opmerkelijkst/meest vermeldenswaardig:
- Kleine Zwaan
- Bergeend
- Havik
- IJsvogel
- Blauwborst
- Tapuit
- en vooral: Grauwe Klauwier.
Bij de ochtendrondes was die van 17 maart 2008 (48 soorten) het stilst,
het meeste viel te zien / te horen op 3 juni 2008 (68 soorten).
In vergelijking met 2007 (510) daalde het totale aantal territoria / broedparen
met 32 naar 478, d.w.z. -6,3%, waarmee het vanaf 1995 gerekend op de vierde
plaats staat. Trekken we de scherpe stijging bij de Wilde Eend (+30) eraf,
dan blijkt de daling 62 (- 12,2%) te zijn. De 52 territoriumhoudende /
broedende / broedpaarpresente soorten liggen er 5 boven die van 2007 en
1 boven het nu dus oude recordjaar 2006. Het totale aantal broedvogelsoorten
tijdens de periode 1995 / 2008 steeg alweer: nu met 3 ten opzichte van
2007, en staat nu op 70. Voor het vaststellen van (eventuele) territoria
van Ransuil en Waterral is net als de vorige jaren een cd-speler (terughoudend
gebruikt) als auditief verleidingsmiddel benut .
Drie nieuwe soorten dienden zich aan, te weten Kolgans
(in dit geval exoot tevens mengpaar), Bergeend en Havik,
elk met één broedpaar. Het totale aantal territoria / broedparen)
van de niet-zangvogels bedroeg 251, dat van de zangvogels 227.
Ontwikkelingen per vogelgroep
RoofvogelsVergeleken
met het broedseizoen 2007 bleef de stand van de Buizerd met 2 (minstens
1 luid roepend groot jong gehoord) territoria gelijk.
Voor de Sperwer geldt hetzelfde maar dan met 3.
De Boomvalk is wel meermalen waargenomen, maar voldeed
niet aan de criteria voor een territorium.
De Torenvalk was dit seizoen present met 1 territorium
en zelfs met een “natuurlijk” nest.
Helaas kelderde de Ransuil van 4 naar 1, met 2 jongen
zichtbaar op/bij het nest die later spoorloos bleken.
In combinatie met het eerste broedgeval van de Havik
(2 jongen gezien) lijkt het toch op zijn minst wel voor de hand liggend
om rekening te houden met predatie op Ransuilen/jongen en het zich niet
vestigen van de Boomvalk.
Ook het nestelen van de Torenvalk lijkt niet met succes
te zijn bekroond …… Op de (mogelijke) gevolgen van een definitieve
Havikenvestiging wordt een paar keer verderop nader ingegaan.
Wat de aanwezigheid van de Kerkuil betreft is er in zoverre
nieuws, dat er gedurende het hele (dus nu al tweede) jaar verse braakballen
op steeds dezelfde plaats zijn aangetroffen door meerdere VWG-mensen los
van elkaar. De vogel(s) zelf is (zijn) – net als in 2007 –
echter noch door mensen van het broedvogel-inventarisatieteam noch door
die van het nestkastenbeheer gezien. Evenmin werd er gereageerd op het
enkele keren gebruik maken van een cd om de roep te laten horen………..
Al met voldoet deze braakballenvondst niet aan de vereisten om een teritorium
te kunnen registreren, maar wie weet in de toekomst ? Alertheid blijft
in ieder geval geboden, zowel via het Nestkastenbeheer als het Broedvogelinventarisatieteam
en onze nieuwe Uilen-Werkgroep.
Watervogels Bij de watervogels bedroeg
het aantal territoria van de Knobbelzwaan 6.
Dde Fuut vestigde een nieuw record met 11 paartjes (was
10 in 2004 en 2006).
De ganzen waren vertegenwoordigd met 4 paren Grote Canadese
Gans, 3 van de Soepgans, 3 paartjes
Grauwe Gans, 1 koppel Brandgans,
1 gemengd paar Kolgans/Grauwe gans (moet
volgens de SOVON-richtlijnen worden geregistreerd als Kolgans en is dus
een nieuwe broedvogelsoort in het gebied)) en Nijlgans
5 paren.
Nieuw was de Bergeend (1 paar succesvol geweest, 7 jongen).
Wilde Eend + Soepeend
zijn tijdens twee rondes geturfd, waarvan de hoogste aantallen mannetjes
in een ronde zijn aangehouden.
De Meerkoet zakte een tikje: van 48 naar 44.
Het Waterhoen deed het slecht (zakte van 19 naar 9, hoewel
de indruk bestaat dat er mogelijk sprake is van wat ondertelling)
De Waterral liet weer verstek gaan.
Over de Kuifeend is net als aangaande het broedseizoen
2007 flink gediscussieerd. Uiteindelijk is besloten tot het aanvaarden
van 3 territoria, waarbij er in één geval met succes is
gebroed bij (in de directe omgeving van) de Amaliaplas.
Zowel de geturfde aantallen van Wilde Eend als Soepeend zijn nog nooit
zo hoog geweest (resp. 109 en 14).
Zangvogels De Rietzanger
is twee keer territoriumindicerend (dus simpeler gezegd: zingend) waargenomen,
maar omdat de eerste keer buiten de gestelde datumgrenzen viel mocht er
geen geldig territorium worden geïnterpreteerd.
In vergelijking met 2007 scoorde de Bosrietzanger 3 territoria
meer (9), dit was de op een na hoogste presentie vanaf 1995 (2006: 10).
Dit geldt niet voor de Kleine Karekiet : met 23 territoria
zat deze na twee topjaren weer op een normaal niveau in de jaarreeks.
Daarentegen presenteerde de Spotvogel zich op het een
na hoogste niveau ooit: 6 (1995: 8), dus goed nieuws aangaande deze Rode
Lijstsoort !
De Rietgors vertoont als sinds 2004 (toen 8 territoria)
een dalende tendens en zat in 2008 op het laagste niveau (4) ooit.
Gelukkig vestigde de Blauwborst zich voor de tweede keer
in het gebied, deze Rode Lijstsoort tevens vogel van de Europese Vogelrichtlijn
bracht een in elk geval geslaagd broedsel voort: er zijn herhaaldelijk
fouragerende juvenielen gezien.
Bos- en struweelzangers Bij de Fitis
was de scherpe daling van 9 naar 4 opmerkelijk.
Dde Tuinfluiter werkte zich daarentegen op naar een in
de jaarreeks ongeveer gemiddeld niveau (van 9 naar 13)
De Grasmus ontbrak voor de derde keer in veertien jaar.
De opgaande trend bij de Zwartkop werd onderbroken, kennelijk
zit de soort op ongeveer z’n gebiedsmaximum.
Klaarblijkelijk berustte het record van 22 in 2007 bij de Tjiftjaf
op een incident, deze soort viel terug naar een ongeveer normaal aantal
van 14 territoria. Een andere bos- en struweelvogelgroep, die van de lijsters, vertoont een
gedifferentieerd beeld. Bij de Roodborst komt er jaarlijks een territorium bij
(van 1 in 2003 via 0, 2, 3 en 4 thans op 5).
De Zanglijster blijkt een gemiddeld marginale soort (nu
slechts 2).
De Merel kelderde de stand van 30 in 2007 naar slechts
22 in het verslagjaar, wat na 2001 de laagste score is. Niet onmogelijk dat ook hier de Havik wat de hand in heeft ………
Mezen In vergelijking met 2007 daalde
de Koolmees zelfs met ruim een kwart. De Pimpelmees bleef gelijk. De Matkop bleef op 1 staan. De Staartmees scoorde na 2001 nog nooit zo laag: 1.
Gelukkig was de Boomkruiper na twee jaren van afwezigheid
weer present, zij het maar met 1 territorium. Zowel de Ringmus als de Spreeuw bleven
marginale soorten: weinig (2 nestkasten bezet, eenzelfde aantal als in
2007) en nul komma nul.
Vinken Bekijken we de vinkenfamilie
dan valt het op dat Putter, Kneu en
toch ook de Groenling grensaangevende soorten waren en
blijven: weinig of geen presentie, tijdens het verslagjaar vestigde geen
van deze soorten ook maar een enkele territorium. Bij de Vink ligt dit
anders, hoewel ook hier de presentie duidelijk lager ligt dan in 2007,
n.l. 16 (was 22) “eigen erfjes”. Letten we speciaal op de
drie in ongeveer hetzelfde habitat voorkomende soorten Vink,
Tjiftjaf en Zwartkop dan valt het meteen
op dat elke soort een daling vertoont ten opzichte van het voorafgaande
seizoen, resp. 6, 8 en 3.
Rest ook nog een drietal kleine zangvogelsoorten als Witte
Kwikstaart, Heggenmus en Winterkoning.
De eerstgenoemde soort bezette in de jaarreeks zijn derde territorium,
de eerste twee waren van een bijna grijs verleden: 1995 en 1996 zodat
het in feite om een incidentele broedvogel binnen het gebied gaat.
Van de Heggenmus zou, afgaand op enkele forse uitdunningen van een paar
jaar geleden, wellicht een groter aantal territoria dan 6 (topjaar was
2005 met 12) mogen worden verwacht; de tendens van deze soort is momenteel
een dalende.
Bij de in het gebied meest voorkomende bosvogelsoort, “Klein Jantje”
ofwel de Winterkoning”, blijkt 2007 ook een topjaar (39) te zijn
geweest; 2008 scoort met 32 territoria in de jaarreeks een derde plek
(2e plaats was 2005 met 33).
Kraaiachtigen
|
Spookverlaat |
Zowel bij de Gaai als de Ekster vertonen
de laatste jaren een relatief forse daling, respectievelijk van 8 en 10
in 2006 naar 5 en 6 in 2008; hierbij rijst de vraag of het verschijnen van
de Havik hier aan debet is.
Vanaf 2005 laat ook de Zwarte Kraai een geleidelijke teruggang
zien (18-14-14 en nu 13 territoria), of was 2005 een incidenteel topjaar
? De jaarreeks laat aangaande de laatstgenoemde soort vanaf 1995 tot 2005
een geleidelijke stijging zien en daarna weer een daling ………..
Maar ten opzichte van de kleinere kraaiachtigen is de daling sinds 2006
(van 14 naar 13) te verwaarlozen.
Meer van langer geleden?
Meer ontwikkelingen door de tijd treft u in het overzicht van alle onderzoeksjaren
vanaf 1995 tot heden
Meer over 2008?
|